H1 Marktresultaat en Overheidsinvloed (1.17 t/m 1.19)

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2021-2022
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
5 vwo ECONOMIE  ||  2021-2022

Slide 1 - Slide

Je kunt: 
- PS en CS arceren
- PS en CS berekenen
- veranderingen van vraag- en aanbodlijn beredeneren én invloed op PS en CS aangeven.
- verband uitleggen tussen betalingsbereidheid en vraagfunctie
- verband uitleggen tussen leveringsbereidheid, marginale kosten en aanbodfunctie.
Deze les leer je: 
- veranderingen in het surplus aan twee verschillende oorzaken toeschrijven; 
- verklaren dat de som van het CS en het PS de maatstaf is om maatschappelijke welvaart te meten; 
- uitleggen dat er sprake is van een Pareto-efficiënte situatie als het CS en het PS maximaal is. 

Slide 2 - Slide

Pareto-optimaal of Pareto-efficiënt

Een marktuitkomst is Pareto-optimaal wanneer de som van consumenten- en producentensuplus maximaal is. Het is de meest efficiënte uitkomst van een markt.

Een uitkomst is doelmatig of efficiënt als er weinig middelen nodig zijn voor het behalen van het resultaat van die activiteit. Anders gezegd, wanneer er zo min mogelijk offers gebracht hoeven worden voor het resultaat.

Slide 3 - Slide

Perfecte markt
Een perfect werkende markt (volkomen concurrentie) levert een evenwichtssituatie op waarbij de som van producenten- en consumentensurplus maximaal is.
Omdat het surplus gezien kan worden als een maatstaf voor efficiëntie, levert een evenwichtssituatie dus de meest optimale/efficiënte uitkomst op.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Twee beweringen over Pareto-efficiënt.
I. Als door een transactie de welvaart van Pieter stijgt en die van Frans gelijk blijft was de oorspronkelijke situatie Pareto-efficiënt.
II. Als door een herverdeling de welvaart van Pieter daalt en die van Frans meer stijgt ontstaat er een Pareto-efficiënte situatie.
Welke bewering(en) is/zijn goed?
A
Beide zijn goed
B
I is goed, II is fout
C
I is fout, II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 6 - Quiz

Waarom toch naar een markt met onvolkomen concurrentie?
- homogeniteit van producten (consumenten betalen liever meer en hebben veel te kiezen)
- gebrek aan innovaties

Slide 7 - Slide

Waarom zou er in een markt van volkomen concurrentie gebrek aan innovaties zijn?

Slide 8 - Open question

Het is ook mogelijk om de concurrentie uit te schakelen door het verkrijgen van een octrooi.

Andere partijen mogen een aantal jaren lang het product niet namaken, verkopen of invoeren.

Het bedrijf wordt dan monopolist: de enige verkoper op de markt

Zo kan een bedrijf de ontwikkelkosten terugverdienen

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Maken H1.17 t/m 1.19
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!


Slide 10 - Slide