This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 7 - Slide
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 8 - Quiz
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 9 - Quiz
Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 10 - Slide
Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
Slide 11 - Open question
Opdracht 3
Slide 12 - Slide
Welk signaalwoord dat
eindigt op een S hoort op
het laatste stippellijntje?
Slide 13 - Open question
Op welk tekstverband wijst
het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 14 - Quiz
Opdracht 4
Slide 15 - Slide
Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 16 - Drag question
Opdracht 5
Slide 17 - Slide
Welk signaalwoord dat wijst op
het tekstverband oorzaak-gevolg
staat in zowel zin 4 als 7?
Slide 18 - Open question
“Wanneer het volle maan is
en de maan het dichtst bij
de aarde staat ...” Van welk
tekstverband is hier sprake?
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming
Slide 19 - Quiz
Kies het juiste woord.
Het .... op dit moment.
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 20 - Quiz
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Het is niet gelijk verdeeld.
Tegenstelling
Voorbeeld
Opsomming
echter
zo
maar
denk aan
zoals
ook
onder andere
hoewel
Slide 21 - Drag question
Sleep de signaalwoorden naar de juiste box
Doel-Middel
Voorwaarde
Tegenstelling
maar
indien
echter
waarmee
om te
als .. dan
als .. dan
zodat
Slide 22 - Drag question
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Als je wilt slagen voor je examen, dan zul je er wel wat voor moeten doen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 23 - Quiz
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Anna heeft een 7 op Wiskunde, een 8 op Engels en een 5 op Biologie.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling
Slide 24 - Quiz
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Cathy is gezakt voor haar examen Nederlands. Het afgelopen jaar heeft ze niet veel gedaan voor dit vak, daardoor is het tijdens haar examen niet gelukt om een voldoende te halen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 25 - Quiz
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Jip dacht dat hij niet hoefde te leren voor zijn examen, maar dat was helaas niet het geval.