H20.1/H20.2

Vandaag
1) Vorige les
3)  §19.5/§19.7
4) Evaluatie 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag
1) Vorige les
3)  §19.5/§19.7
4) Evaluatie 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Betaling is al gedaan maar kosten zijn nog niet gemaakt/ nog geen gebruik gemaakt v.d. dienst
A
Nog te betalen bedragen
B
Vooruitbetaalde ontvangen
C
Nog te ontvangen bedragen
D
Vooruitontvangen bedrage

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Cr  Nog te betalen (kosten): kosten zijn al gemaakt/gebruikt maar er is nog niet voor betaald.
Dt  Vooruitbetaalde (kosten): betaling is al gedaan maar kosten zijn nog niet gemaakt/ nog geen gebruik gemaakt v.d. dienst

Dt  Nog te ontvangen (opbrengst): Dienst/product is al geleverd, maar er is nog geen geld voor ontvangen.

Cr  Vooruitontvangen (opbrengst): Geld is al ontvangen maar er moet nog geleverd worden (verplichting)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vormen leverancierskrediet
Verstrekt LK (debiteuren)
Ontvangen LK (crediteuren)
is een bezit
is een schuld
nog te ontvangen bedragen
nog te betalen bedragen

Slide 4 - Slide

verstrekt: groothandel heeft kledingstukken geleverd aan een winkel maar winkel nog niet betaald
ontvangen: supermarkt heeft van de fruitteler wel al groente en fruit ontvangen maar nog niet betaald
Vormen afnemerskrediet
Verstrekt AK (debiteuren)
Ontvangen AK (crediteuren)
is een bezit
is een schuld
vooruitbetaalde bedragen
vooruitontvangen bedragen

Slide 5 - Slide

verstrekt: een school heeft een aanbetaling gedaan voor de bouw van een nieuw pand
ontvangen: een tailored  prive jet wordt gebouwd en van de klant krijg jij een aanbetaling vooraf
Converteerbare obligatie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 10 obligaties (nominaal €50) met bijbetaling van €150 levert 4 aandelen (nominaal €150) op.
Wat is de conversieprijs (van één aandeel)?
A
€125
B
€162,50
C
€200
D
€70

Slide 7 - Quiz

€150 + 10 * €50 / 4 = €162,50

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 10 obligaties (nominaal €50) met bijbetaling van €150 levert 4 aandelen (nominaal €150) op. De conversieprijs is €162,50. Hoeveel totale agio ontstaat er bij deze conversie?
A
€14
B
€600
C
€12,50
D
€50

Slide 8 - Quiz

€150 + 10 * €50 - €150 * 4 = €50

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 10 obligaties (nominaal €50) met bijbetaling van €150 levert 4 aandelen (nominaal €150) op. De obligatiehouder verkoopt één aandeel voor een beurskoers van €160. Bereken het voor- of nadeel van 10 obligaties
A
-€40
B
-€10
C
€10
D
€40

Slide 9 - Quiz

 €160 * 4 - €162,50 * 4 = -€10
Nieuwe lesstof

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de financiële structuur van een onderneming tot stand komt
  • Je kunt de financieringsregels uitleggen en beoordelen of een onderneming deze juist heeft toegepast 
  • Je kunt het hefboomeffect uitleggen en berekenen
  • Je kunt uitleggen waarom ondernemingen off-balance financieringen aangaan en berekenen of dit een financieel voordelige keuze is
  • Je kunt het begrip solvabiliteit en het belang van een goede solvabiliteit uitleggen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

         Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur

Proces
  1. wat is de samenstelling van het benodigd kapitaal?
  2. wat is de totale vermogens-behoefte?
  3. welke soorten vermogen zijn beschikbaar?
  4. Leidt tot vermogensstructuur

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

           Financiële structuur
Kapitaalstructuur
Vermogensstructuur
Doel: risico betalingsproblemen voorkomen 

Hoe: kapitaal en vermogen op elkaar aan laten sluiten



Financieringsregels



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hefboomeffect
hefboomeffect EV/VV
  • Als een onderneming met haar activiteiten een rendement behaalt dat hoger is dan het rentepercentage dat ze voor vreemd vermogen moet betalen, verdient ze op het geleende bedrag. 
Hefboomfactor​ 
  • De verhouding vreemd vermogen/eigen vermogen is de hefboomfactor: hoe meer een onderneming met vreemd vermogen financiert, hoe meer ze erop verdient (bij een positief hefboomefffect). 

Risico?
  • Als rendement achterblijft dan lopen de renteverplichtingen door en kunnen betalingsproblemen ontstaan


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Operationeel 
Operationeel hefboomeffect​
  • Bij een kapitaalstructuur met veel vaste activa bestaat vaak een groot deel van de kosten uit de afschrijvings- en interestkosten. ​Een kleine verandering in de omvang van de activiteiten heeft dan een groot effect op de winst. ​
Kostenstructuur​
  • Dit is de verhouding tussen de afzetonafhankelijke kosten (kosten die ze altijd heeft, ongeacht de omvang van de activiteiten)​ en de totale kosten.​

Hoe kan een onderneming kosten verschuiven van constant naar variabel?  H20.3 


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
(1) Intrinsieke waarde​

  • Is het eigen vermogen.​
  • Intrinsieke waarde neemt toe als een investering (gedeeltelijk) is gefinancierd met eigen vermogen.​
(2) Liquidatiewaarde​
  • Waarde bij faillissement. Activa wordt verkocht (via executieveiling), vaak voor lagere waarde dan op de balans.​
  • Niet van toepassing bij investeringsprojecten.




Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
(3) Discounted cashflow methode (DCM)​

  • De contante waarde van de periodiek verwachte kasstromen/cashflows.​
  • Ondernemingswaarde neemt toe bij investeringen met een positieve netto-contante waarde tegen dezelfde interest.​
(4) Rentabiliteitswaarde
  • De contante waarde van alle voor de toekomst verwachte winstbedragen (na belasting).​
  • Idem DCM. De discounted cashflow methode zal bij dezelfde ​interest hoger zijn dan de rentabiliteitswaarde, doordat ​winst na belasting + afschrijvingen > winst na belasting. 





Slide 18 - Slide

cashflow = verschil tussen de geldstromen die de onderneming ontvangt en de geldstromen die zij uitgeeft, kasstromen

Waardeberekeningen van ondernemingen en projecten
(5) Marktwaarde​
  • De waarde die de markt bereid is te betalen. Die waarde zal vaak bestaan uit een mengeling van de uitkomsten van de verschillende rekentechnieken of wat gebruikelijk is in een bepaalde branche (bijv. 2x jaaromzet).​
  • Op de marktwaarde is het effect vermoedelijk positief. .​

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag 
Tijd:                    10 min
Hoe:                   eerst 5 min zelfstandig
Uitkomst:         stil aan het werk met muziek
Klaar:                 lees H20.3
Wat:                    maak oefening 20.1/20.3/20.4

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

This item has no instructions