V2B- grammatica en spelling - 12 januari 2021

Programma 12 januari 2021
- Introductie: aanpassingen door lock down
- Herhaling HWW/KWW/ZWW
- Herhaling lijdende en bedrijvende vorm
- Huiswerk

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Programma 12 januari 2021
- Introductie: aanpassingen door lock down
- Herhaling HWW/KWW/ZWW
- Herhaling lijdende en bedrijvende vorm
- Huiswerk

Slide 1 - Slide

Introductie
- proefwerk grammatica en spelling wordt verplaatst naar volgende periode
- bijles van donderdag 14 januari wordt ook verplaatst
- in plaats daarvan een proefwerk 'schrijven'
- we gaan nog hiervoor oefenen 

Slide 2 - Slide

zww, hww, kww
We maken onderscheid tussen deze drie soorten werkwoorden, omdat ze een andere functie hebben. 

Slide 3 - Slide

zww en kww (twee soorten zinnen)
Het zelfstandig werkwoord​
  • Geeft aan wat het onderwerp doet.​ actie
  • Een zin met een zelfstandig werkwoord is een zin met een werkwoordelijk gezegde.​
  • Staat er maar een van in de zin.​
  • Ik geef les.

Het koppelwerkwoord​
  • Geeft aan wat het onderwerp is, was of wordt.​ eigenschap
  • Een zin met een koppelwerkwoord is een zin met een naamwoordelijk gezegde. ​
  • Staat er maar een van in de zin.
  • Ik ben docent. 

Slide 4 - Slide

Heeft deze zin een zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?

De winkel is gisteren open geweest.
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord

Slide 5 - Quiz

koppelwerkwoorden
Wanneer je een werkwoord in een zin kunt vervangen door een ander koppelwerkwoord, weet je dat je met een koppelwerkwoord te maken hebt. Bijvoorbeeld zo:

Ik ben docent. 
Ik blijk docent. 
Ik word docent.

Slide 6 - Slide

Het woordje 'ben' is in de volgende zin een kww:

Ik ben ouder geworden.
A
Waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Hulpwerkwoord
Hulpwerkwoorden komen voor in zinnen met meer dan één werkwoord. ​
Hulpwerkwoorden 'helpen' om het gezegde te maken. ​


Wanneer een zin meerdere werkwoorden heeft en dus hulpwerkwoorden heeft, staat het zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord vaak achteraan in de zin. 
  • Ik ben docent geworden
  • Ik heb les gegeven

Slide 8 - Slide

Hulpwerkwoord
Hulpwerkwoorden komen voor in zinnen met meer dan één werkwoord. ​
Hulpwerkwoorden 'helpen' om het gezegde te maken. ​


De man fietst.
De man heeft gefietst. 
De man zal gaan fietsen.
De man zal gefietst kunnen hebben. 


Slide 9 - Slide

Maak een zin met ten minste twee werkwoorden, waarvan er één een koppelwerkwoord is.

Slide 10 - Open question

Maak een zin met ten minste twee werkwoorden, waarvan er één een zelfstandig werkwoord is.

Slide 11 - Open question

Actie of eigenschap?

Het vogeltje is van de tak gevallen.
A
actie
B
eigenschap

Slide 12 - Quiz

Actie of eigenschap?

De tak is gebroken.
A
actie
B
eigenschap

Slide 13 - Quiz

Actie of eigenschap?

De oude vrouw is vriendelijk.
A
actie
B
eigenschap

Slide 14 - Quiz

Heeft deze zin een zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord?

De winkel is gisteren open geweest.
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Samengevat
Het zelfstandig werkwoord​

  • Geeft aan wat het onderwerp doet.​ actie
  • Een zin met een zelfstandig werkwoord is een zin met een werkwoordelijk gezegde.​
  • Staat er maar een van in de zin.​

Het koppelwerkwoord​

  • Geeft aan wat het onderwerp is. Het koppelt een eigenschap.​
  • Een zin met een koppelwerkwoord is een zin met een naamwoordelijk gezegde. ​
  • Staat er maar een van in de zin.​



Slide 16 - Slide

Samengevat
Hulpwerkwoorden​

  • Hulpwerkwoorden komen voor in zinnen met meer dan één werkwoord. ​
  • Hulpwerkwoorden 'helpen' om het gezegde te maken. ​
  • Kunnen er meerdere in een zin staan​.
  • Koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord staat dan vaak achteraan.



Slide 17 - Slide

Lijdende en bedrijvende vorm 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Word jij later docent aardrijkskunde?
A
lijdende vorm
B
bedrijvende vorm

Slide 20 - Quiz

Wil jij later docent aardrijkskunde worden?
A
lijdende vorm
B
bedrijvende vorm

Slide 21 - Quiz

Onze docent heeft veel huiswerk opgegeven.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
C
geen van beide
D
geen idee

Slide 22 - Quiz

De auto is door de man gekocht.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 23 - Quiz

Hij keek door het zolderraam naar buiten.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 24 - Quiz

Mijn jas is meegenomen door mijn vriendin.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm

Slide 25 - Quiz

Grieken en Romeinen vervingen het poeder door een pasta
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 26 - Quiz

Met een stokje werd het poeder over het gebit verdeeld.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 27 - Quiz

Heel lang geleden poetsten de mensen hun tanden niet.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 28 - Quiz

Lijdend of bedrijvend? Welke tijd?
De menigte werd door de politie verspreid

Slide 29 - Open question

Maak van deze zin een lijdende zin
Zijn moeder heeft zijn kamer opnieuw geschilderd

Slide 30 - Open question

Huiswerk voor volgende les
- Lezen theorie instructie
op blz 105
- Maken opdracht 2
op blz 105

Slide 31 - Slide