De taal die je als eerste hebt gehoord, is je moedertaal. Het is de taal die bij je hoort, waarin je denkt en droomt. Je moedertaal is de taal waarin je het best uit kunt leggen wat je denkt of voelt. Het is vaak de taal die je ouders spreken en het is soms een andere taal dan de taal die je op school leert.
Een taal die je op latere leeftijd bent gaan leren maar veel gebruikt, noemen we een tweede taal. Als je bijvoorbeeld in Polen bent geboren maar op jonge leeftijd met je ouders naar Nederland bent verhuisd, leer je het Nederlands als tweede taal. Als je die taal vloeiend spreekt, schrijft en verstaat, wordt het je tweede taal. Je bent dan meertalig, omdat je meerdere talen gemakkelijk spreekt, schrijft en verstaat.
Andere talen die je leert maar niet dagelijks gebruikt, noemen we vreemde talen. Je gebruikt ze bijvoorbeeld tijdens vakantie of later tijdens je werk.