4.3 - Hormonale regeling (2) + Hulp bij zwangerschap

4.3 - Hormonale regeling (2) + 4.4 - Hulp bij zwangerschap
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

4.3 - Hormonale regeling (2) + 4.4 - Hulp bij zwangerschap

Slide 1 - Slide

Doel en begrippen 4.3
Je leert hoe hormonen de vruchtbaarheid van mannen en vrouwen regelen

hypofyse, hypothalamus, GnRH, FSH, LH, receptoreiwitten, negatieve terugkoppeling, oestrogenen, progesteron, positieve terugkoppeling, gele lichaam, prostaglandinen, ontsluitingsweeën, baarmoedermond, oxytocine, persweeën, nageboorte, prolactine, oxytocine, melkklieren

Slide 2 - Slide

Zwangerschap
Trofoblast geeft HCG af.
Dit hormoon zorgt er voor dat het gele lichaam niet verschrompelt. Progesteron blijft aanwezig en GnRH, LH en FSH blijven geremd.
Geen menstruatie en geen nieuwe follikelrijping.
Na drie maanden neemt de placenta de vorming van progesteron en oestrogenen over.

Slide 3 - Slide

=LH

Slide 4 - Slide

Bevalling/ geboorte
Vanaf de zevende maand daalt het kindje in (met het hoofd naar beneden).
Start van de bevalling: 
moeder maakt prostaglandines aan -> samentrekken baarmoederwand (ontsluitingsweeën).

Slide 5 - Slide

Bevalling/ geboorte
Druk op de baarmoedermond zorgen (via zenuwen) voor stimulering van de hypothalamus. 
Die zet op zijn beurt de hypofyse aan tot het afgeven van oxytocine: extra samentrekkingen baarmoederwand.
Na volledige ontsluiting: persweeën.

Slide 6 - Slide

Positieve feedback: oxytocine

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Omschrijf de zin "contractie baarmoederwand" in je eigen woorden

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Video

Na de geboorte
Naweeën zorgen we voor dat ook de placenta, vruchtvliezen en resten navelstreng de baarmoeder uit gaan.
De hypofyse van de moeder maakt prolactine aan -> stimuleert melkproductie.
Het zuigen van de baby aan de borst zorgt voor extra afgifte prolactine en oxytocine -> samentrekken melkklieren dus melkafgifte.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
4.4 Hulp bij zwangerschap

Slide 14 - Slide

Doel 4.4
Je beschrijft methoden om bij verminderde vruchtbaarheid toch zwanger te raken.
Je beschrijft onderzoekstechnieken om aandoeningen bij een foetus op te sporen voor de geboorte en noemt risico’s.
Je verklaart het verschil in genetische variatie tussen de nakomelingen die ontstaan zijn door geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting.


Slide 15 - Slide

Zwangerschapsbehandeling
IVF:
Oiv hormonen rijpen bij de vrouw meerdere eicellen. 
De eicellen worden ‘geoogst’ en overgebracht naar een petrischaal
Sperma van de man wordt toegevoegd.
Na een paar dagen worden enkele van de bevruchte eicellen teruggeplaatst in de baarmoeder.
Vraag: hoe kan de arts zien welke eicellen bevrucht zijn?

Slide 16 - Slide

Welk hormoon moet de vrouw extra krijgen vóór het oogsten van de eicellen?
A
Oestrogenen
B
HCG
C
LH
D
FSH

Slide 17 - Quiz

Zwangerschapsbehandeling
ICSI:
Een spermacel wordt geïnjecteerd in een eicel (evt meerdere)
Na een paar dagen worden enkele van de bevruchte eicellen teruggeplaatst in de baarmoeder


Slide 18 - Slide

Meerlingen
Bij IVF en ICSI behandelingen is de kans op meerlingen groot als meerdere enbryos worden teruggeplaatst.
Tegenwoordig gebeurt dit minder vaak.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Zwangerschapsdiagnostiek
Echoscopie

Slide 22 - Slide

Zwangerschapsdiagnostiek
DNA test
- vlokkentest (cellen uit de placenta)
- vruchtwaterpunctie (cellen van embryo)
- navelstrengpunctie (bloed van embryo)
- NIPT test (bloed van de moeder met foetaal DNA)

Eerste drie geven kleine kans op een miskraam.

Slide 23 - Slide

Zwangerschapsdiagnostiek
Wanneer:
- aangeboren afwijkingen in de familie
- leeftijd moeder (grotere kans op bijv syndroom van Down)


Dilemma: wat te doen met de uitslag?

Slide 24 - Slide

Doel 4.4
Je beschrijft methoden om bij verminderde vruchtbaarheid toch zwanger te raken.
Je beschrijft onderzoekstechnieken om aandoeningen bij een foetus op te sporen voor de geboorte en noemt risico’s.
Je verklaart het verschil in genetische variatie tussen de nakomelingen die ontstaan zijn door geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting.

Slide 25 - Slide