Vingerprik

Vingerprik
Herhaling theorie
Doktersassistenten
Leerjaar 1

J. Witte, MEd
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vingerprik
Herhaling theorie
Doktersassistenten
Leerjaar 1

J. Witte, MEd

Slide 1 - Slide

Bij een vingerprik gebruiken we ......bloed voor bloedonderzoek
A
arterieel
B
veneus
C
capillair

Slide 2 - Quiz

Een patiënt die niet tegen bloed en/of naalden kan .....
A
op een krukje zetten
B
op een stoel met armleuningen zetten
C
op de grond leggen
D
op een onderzoeksbank leggen

Slide 3 - Quiz

De uitslag van het onderzoek krijgt de patiënt van...
A
de arts
B
de doktersassistent
C
alleen via de digitale portal
D
de doktersassistent na goedkeuring van arts

Slide 4 - Quiz

Als de patiënt koude handen heeft bij de vingerprik dan
A
komt er te weinig bloed
B
is er een vals negatieve uitslag
C
is er een vals positieve uitslag
D
stopt het bloeden niet na de vingerprik

Slide 5 - Quiz

Als de patiënt koude handen heeft bij de vingerprik dan
A
warm laten schudden
B
onder kraan met warm water
C
warm wrijven
D
later terug laten komen

Slide 6 - Quiz

Geen vingerprik zetten bij patiënten die:

Slide 7 - Open question

Het naaldje waarmee je bij een vingerprik prikt heet een:
A
capillair
B
lancet
C
optreknaaldje
D
subcutane naald

Slide 8 - Quiz

Als je een vingerprik gaat zetten voor bloedonderzoek dan doe je.......handschoenen aan
A
niet steriele
B
steriele
C
latexvrije
D
doorzichtige

Slide 9 - Quiz

waarom moet je de vinger waarin je gaat prikken omklemmen met je eigen vingers?
A
om de vinger te stabiliseren
B
om te voorkomen dat de patiënt terugtrekt
C
zo weet de patiënt in welke vinger je prikt
D
om te kunnen stuwen

Slide 10 - Quiz

Hoe haal je het beschermkapje van de lancet af?
A
trekken
B
duwen
C
draaien en trekken
D
op knopje drukken

Slide 11 - Quiz

Je prikt bij voorkeur in de
A
ring- of middelvinger van de dominante hand
B
ring- of middelvinger niet- dominante hand
C
duim
D
pink

Slide 12 - Quiz

Bij een vingerprik moet je een beetje stuwen...
A
voordat je prikt
B
nadat je geprikt hebt

Slide 13 - Quiz

Na het prikken bij een vingerprik moet je de eerst druppel ALTID wegvegen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Na het prikken bij een vingerprik moet je de eerst druppel ALTID wegvegen omdat
A
mogelijke verontreiniging
B
te weinig weefselvocht
C
te veel weefselvocht
D
het gaat daarna pas goed bloeden

Slide 15 - Quiz

Na het prikken met een lancet moet de lancet GELIJK in de naaldencontainer
A
Juist
B
Onjuist; de naald is beschermd

Slide 16 - Quiz

Als de vinger van de patiënt na het prikken niet bloed, hoeft er geen pleister op
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Als er een te kleine druppel komt na prikken mag je niet (te veel) stuwen omdat
A
mogelijk een vals negatieve uitslag
B
mogelijk een vals positieve uitslag
C
mogelijk te snelle stolling
D
mogelijk geen stolling meer

Slide 18 - Quiz

Bij een kindje prikken we met de lancet op stand
A
1
B
2
C
3

Slide 19 - Quiz

Bij een zeer magere patiënt prikken we met de lancet op stand
A
1
B
2
C
3

Slide 20 - Quiz

Bij een corpulente patiënt prikken we met de lancet op stand
A
1
B
2
C
3

Slide 21 - Quiz

Bij iedere andere patiënt prikken we met de lancet op stand
A
1
B
2
C
3

Slide 22 - Quiz