HAVO 3le futur simple

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Le futur proche

De futur proche gebruik je in het Frans om te zeggen dat iets 

in de directe toekomst gaat gebeuren.

Exemple: Je vais nettoyer la table.

Ik ga de tafel schoonmaken.

-> Je gaat meteen de tafel schoonmaken

Hoe maak je de future proche?

Uit welke twee onderdelen bestaat de future proche?

- Je vais chanter la chanson.

- Tu vas nettoyer la chambre.

- Il va faire ses devoirs.

- Nous allons payer l'addition.

- Vous allez écouter le fragment radio.

- Elles vont écrire la lettre.       -> future proche = aller + infinitief

       

Le futur simple

De futur simple gebruik je in het Frans om te zeggen dat iets nog gaat gebeuren.

Exemple: Je déménagerai en France.

Ik zal verhuizen naar Frankrijk.

Je vertaalt dus de futur simple in het Nederlands door een vorm van "zullen" en een heel werkwoord.

Le futur simple

Hoe maak je de futur simple?

INF + de uigangen : (ai, as, a, ons, ez, ont)

demander = Ils demanderont (zij zullen vragen)

choisir = Nous choisirons (wij zullen kiezen)

finir = Il finira (hij zal eindigen)

partir = Vous partirez (= jullie zullen vertrekken)

Le futur simple

Let op:

Bij de werkwoorden op RE vervalt de e:

J'(zal leren)   leren = apprendre

J'apprendrai

Le futur simple

Bij sommige werkwoorden is de stam van de futur onregelmatig.

être = ser

avoir = aur

faire = fer

aller = ir

pouvoir =  pourr

vouloir = voudr

devoir = devr

venir = viendr

Le futur simple

Tu (zult doen)                    doen = faire       (fer) is de stam

Tu feras

Nous (zullen hebben)   hebben = avoir    (aur) is de stam

Nous aurons

Elle (zal vertellen)           vertellen = raconter  (raconter) is de stam

Elle racontera

J' (zal leren)                        leren= apprendre     (apprendr) is de stam

J'apprendrai

Kies het goede antwoord
Je (doen)

1. fera
2. feras
3. ferons
4. ferai

futur simple
Maman (aider) toujours.

1. aiderons
2. aide
3. aidera

Kies het goede antwoord
Vous (hebben)

1. aurai
2. auront
3. aurez
4. aurons

futur simple
Vous (entendre) la sonnette?

1. entendez
2. entendrez
3. entendrons

Kies het goede antwoord
Elle (gaan)

1. irons
2. irez
3. ira
4. iront

futur simple
On (trouver) la solution!

futur simple
Elles (être) trop tard?

futur simple
Nous (chanter) une chanson

futur simple
On (perdre) le match?

futur simple
Elle (avoir) de bonnes notes.

futur simple
Je (rougir)

Zet het ww in de futur simple
Tu (faire) quoi ce weekend?

futur simple
Elle (venir) aussi ce soir?

futur simple
Ils (perdre) le match?

futur simple
Plus tard, elles (avoir) une grande fête.

www.bing.com

www.bing.com