Les 1: samengestelde zinnen en voegwoorden

Grammatica: zinsdelen en hoofd- en bijzinnen

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica: zinsdelen en hoofd- en bijzinnen

Slide 1 - Slide

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 2 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en/of bijzinnen.



Slide 3 - Slide

Hoofdzinnen 
De hoofdzin is een zelfstandige zin en kan dus op zichzelf bestaan.
In een hoofdzin: 
  • Staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar. 
  • Staat de pv voor in de zin: op de eerste of tweede plaats.
  • Een hoofdzin kan zelfstandig bestaan. 

Hij strikt zijn veters en  de spits  krijgt ineens een dieptepass   

De gemeente wil geen subsidie verlenen voor dit project. 
Ondanks haar leeftijd ziet ze er nog steeds geweldig uit.




Slide 4 - Slide

Voegwoorden & Signaalwoorden
  • Vaak staat tussen de verschillende delen (zinnen) van een samengestelde zin een komma en/of een voegwoord, maar dat hoeft niet! 

  • Een voegwoord ‘plakt’ twee of meer zinnen aan elkaar en zorgt ervoor dat deze zinnen met elk hun eigen ‘boodschap’ een goed geheel vormen. 

Slide 5 - Slide

Hoofdzin + hoofdzin
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord (signaalwoord) tussen. Dat zijn de woorden:
dus,  en, want, of & maar (DEWOM). 

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 6 - Slide

Bijzin
Een bijzin wordt altijd gekoppeld aan een hoofdzin met een onderschikkend voegwoord (signaalwoord). Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat .....
  • Wie als eerste over de finish is, wint het toernooi.
--> hoofdzin: wint het toernooi
--> bijzin: wie als eerste over de finish is

  • Mijn moeder zei dat ik als baby altijd aan het lachen was.
--> hoofdzin: Mijn moeder zei
--> bijzin: dat ik als baby altijd aan het lachen was

Slide 7 - Slide

Dus:
HZ + HZ = nevenschikking

De zinnen zijn gelijkwaardig







Dus: 

HZ + BZ = onderschikking

BZ + HZ = onderschikking


Bijzin kan niet op zichzelf bestaan. Heeft een hoofdzin nodig.

Slide 8 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin) 

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 9 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Verander de zin van tijd; dan vind je alle PV's in de zin.

2. Zoek van de zinnen alle PV's en O's.

3. Probeer of je tussen de PV en O  het woord ' niet' kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Zo ontleed je vervolgens de gehele samengestelde zin:

4. Vervang de bijzin(nen) door een woord en ontleed de zin op de bekende wijze.

Slide 10 - Slide

Kenmerken hoofdzin:

- O en PV staan naast elkaar. Er kan geen woord tussen staan.


- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een HZ.


- Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.


- Een hoofdzin kan zelfstandig bestaan.

Kenmerken bijzin:

- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.


- PV staat ergens achteraan in de zin.


- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.


- BZ kan voor of achter de hoofdzin staan.


- Een bijzin kan niet zelfstandig bestaan. Zonder hoofdzin erbij is de zin niet 'af'.


- Je kunt de bijzin vaak door een woord vervangen.

Slide 11 - Slide

Ik vertrouw die politicus niet, omdat hij al vaak gelogen heeft.
A
Hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 12 - Quiz

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 13 - Quiz

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 14 - Quiz

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.


A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 15 - Quiz

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 16 - Quiz

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 17 - Quiz

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 18 - Quiz

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 19 - Quiz

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 20 - Quiz

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 21 - Quiz

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 22 - Quiz

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

Welk onderdeel vind jij nog lastig?

Slide 25 - Open question