Literatuur 4V PO4 24-25

Literatuur 4V PO4 - les 1
personages, tijd, effect
Les 1
Personages, tijd, effect

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Literatuur 4V PO4 - les 1
personages, tijd, effect
Les 1
Personages, tijd, effect

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doel van deze lessen
- Begrippen / vertelmiddelen --> PO4

- Basis voor literatuur in 5V en 6V

- Gereedschap om boeken/verhalen beter te begrijpen

- Meer ervaring --> interpreteren wordt makkelijker en leuker! 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
Les 1 
- Uitleg, oefenen en tips eerste deel vertelmiddelen (personages, tijd, effect)

Les 2 
- Uitleg, oefenen en tips tweede deel vertelmiddelen (perspectief, opbouw, ruimte, thema)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Personages

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Personages 
Hoofdfiguren 
Bijfiguren 
Karakters (round characters)
Typen (flat characters)

Slide 5 - Slide

Kunnen leerlingen kenmerken noemen? (komen op volgende slide)
Personages 
Hoofdfiguren 
Bijfiguren 
Karakters
Typen
Ontwikkelen zich / complex
Blijven oppervlakkig
Conflict-model met 4 fasen: ECOO)
Functie/rol belangrijker dan wie ze écht zijn --> karikatuur

Slide 6 - Slide

Kunnen leerlingen kenmerken noemen? (komen op volgende slide)
Personages 
Hoofdfiguren 
Bijfiguren 

Slide 7 - Slide

Kunnen leerlingen nog meer voorbeelden noemen?

Welke fases in het conflictmodel kun je bij Harry Potter benoemen?
Personages
Speaking names

Sara Burgerhart               Meneer Droogstopppel             Slijmering 

dominee Wawelaar        Joe Speedboot

Slide 8 - Slide

Wat zegt de naam over de karakters van deze personages? 
Tijd
Wat valt je op aan het volgende videofragment??


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Tijdsvolgorde
Chronologisch verhaal: gebeurtenis A, B, C, D, E, ..............

Sujet / vertelvolgorde in boek of verhaal
bv. gebeurtenis B, C, D, A, E, Z, F, G .........
             Flashback!                                      Flash forward!

Fabel = verhaalreconstructie op chronologische volgorde

Slide 11 - Slide

Fabel: Volgorde van de gebeurtenissen in het boek. 

Sujet: Volgorde waarin de lezer de gebeurtenissen voorgeschoteld krijgt. 

Waarom speelt een schrijver met tijd? 
Tijd
Wat valt je op aan de volgende 2 videofragmentjes??

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Tijdsduur
Tijdvertraging:
"Hij begon de trap langzaam en als een afgericht dier te bestijgen. Als mijn vader generaal was geweest en ook mijn grootvader, dacht hij, dan ....blablablabla.....
Zijn voetstappen deden de koperen roetjes rillen op deze trap waarlangs hij aan niets ontstijgen kon en .....blablabla.... 
Hij begon nu aan de laatste treden...."  

Slide 15 - Slide

Waar zie je aan dat er weinig tijd verstrijkt? Wat is het effect? 

Waarom speelt een schrijver met tijd? 
Tijdsduur
Tijdverdichting:
"Zo bracht zij jaren in dit ouderwetse huisje door, waarin dag in dag uit een muffe kelderlucht, als van zure appels, werd uitgewasemd. (....) Een nicht, die haar na een paar jaar kwam bezoeken ..............." 

Slide 16 - Slide

Aan welke woorden zie je dat er veel tijd verstrijkt? 

Waarom doet een schrijver dit?
Overige tijdsbegrippen
- Vertelde tijd: Uren, dagen, jaren, decennia binnen het verhaal.
- Verteltijd: Aantal bladzijden of minuten waar het verhaal in verteld wordt
- Historische tijd: Moment of periode in de geschiedenis waarin het verhaal zich afspeelt
- Tijdsprong: Een sprong terug of verder in de tijd, meestal na een witregel of in een nieuw hoofdstuk
- flash back/forward + terug- en vooruitwijzing: Binnen het vertelmoment wordt langer of korter teruggegaan naar verleden of toekomst
 

Slide 17 - Slide

Juiste de interactie tussen de twee maakt het interessant 

Slide 18 - Slide

Wat kunnen leerlingen aanwijzen als tijdsmanipulaties in deze proloog? Welke instrumenten heeft de schrijver gebruikt? Welke begrippen kunnen worden toegepast? Met welk effect?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Je kunt een karakter herkennen aan:
A
Hij/zij doet altijd hetzelfde
B
Heeft een specifieke functie
C
De lezer komt achter zijn/haar gevoelens
D
Hij/zij is oppervlakkig

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Het sujet is de volgorde waarop de lezer de gebeurtenissen voorgeschoteld krijgt.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Tijdvertraging of tijdverdichting?
De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de Noorse boskatten elke keer weer de stuipen op het lijf, en deed ze alle kanten uit stuiven om een goed heenkomen te zoeken – reden voor Mirjam om op weekdagen ’s morgens wanneer de postbode kon aanbellen met een pakje, de elektrische schel vaak af te zetten.
A
Tijdvertraging
B
Tijdverdichting

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

De vertelde tijd =

A
Het aantal bladzijden of woorden
B
De tijd die in het verhaal verloopt

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Verdere tips voor je presentatie
1. - Heeft je boek een motto? Zoek uit waar dit vandaan komt en koppel het aan het verhaal: wat heeft de schrijver er waarschijnlijk mee bedoeld?
2. - Zoek naar achtergrondinfo over de schrijver en het boek: beide kunnen helpen bij een diepere interpretatie van het verhaal


Veel plezier met lezen en volgende week meer!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Hoe vonden jullie deze Les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

This item has no instructions