What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Intro 2HV - Intro (semaine 37)
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Aujourd'hui, c'est le ...
Slide 2 - Slide
Doelen
Ik herhaal bepaalde grammatica onderdelen van vorig jaar zodat ik een goede basisstof heb om in klas 2 mijn Frans verder uit te breiden.
Slide 3 - Slide
Programme d'aujourd'hui
Articles - lidwoorden
Pronom personnel - persoonlijk voornaamwoord
La répétition des verbes
Slide 4 - Slide
Article - lidwoord
In het Nederlands hebben wij 3 lidwoorden
In het Frans zijn het er zes:
de/het - le/la/l'/les
een - un/une
Kun jij uitleggen wat het verschil is?
Slide 5 - Slide
le
la
l'
les
ami
père
garçons
famille
fille
hôtel
parents
frère
Slide 6 - Drag question
un
une
soeur
monsieur
chien
amie
maison
garçon
Slide 7 - Drag question
Een Franse zin bestaat uit:
- onderwerp
-werkwoorden
- overige woorden (lv/mw)
Slide 8 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord gebruik je om te verwijzen naar een persoon of meerdere personen, of naar een ding of meerdere dingen.
Slide 9 - Slide
Jij=
A
Je
B
Tu
C
Il
D
Elle
Slide 10 - Quiz
ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
-
persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On
Slide 11 - Drag question
LE VERBE FRANCAIS
Slide 12 - Slide
Les verbes réguliers
werkwoorden op -er
Les verbes irréguliers
être
avoir
aller
faire
Slide 13 - Slide
Les verbes réguliers
werkwoorden op -er
werkwoorden op -ir
werkwoorden op -re
Les verbes irréguliers
être
avoir
aller
faire
pouvoir (kunnen)
vouloir (willen)
prendre (nemen)
venir (komen)
Slide 14 - Slide
A. optreden
B. ontdekt worden
C. zin hebben om te
A. zij heeft
B. zij hebben
C. men heeft
D. jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1. nous avons
2. tu as
3. ils ont
4. on a
5. vous avez
6. elle a
Slide 15 - Drag question
AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :
stopwatch
00:00
Slide 16 - Slide
Monsieur, ... formidable!
A
tu es
B
vous êtes
C
nous sommes
D
tu est
Slide 17 - Quiz
Het is
A
est
B
c'est
C
c'es
D
ce sont
Slide 18 - Quiz
être = zijn
Slide 19 - Slide
être
avoir
Je suis
Ils sont
Tu as
Il a
Il est
Ils ont
Tu es
Nous avons
Vous êtes
Zijn
Hebben
Slide 20 - Drag question
Werkwoord: ALLER
Werkwoord: ALLER
Slide 21 - Slide
ALLER - GAAN
Wat betekent
Aller?
Slide 22 - Slide
futur proche
Slide 23 - Slide
Futur proche
J' (ik)
vais
parler
Tu (jij)
vas
parler
Il/elle/on (hij/zij/wij)
va
parler
nous (wij)
allons
parler
Vous (jullie/u)
allez
parler
Ils/elles (zij)
vont
parler
Ik ga praten
Toekomende tijd: futur proche
Slide 24 - Slide
aller
Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va
Slide 25 - Drag question
More lessons like this
Intro 3HV - Intro (semaine 37)
September 2022
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Intro 2HV - Intro (semaine 37)
December 2023
- Lesson with
40 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
les verbes réguliers et irréguliers 3V (2)
May 2021
- Lesson with
16 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Herhalen avoir, être, faire, aller in alle tijden
February 2024
- Lesson with
37 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les verbes herhaling
December 2021
- Lesson with
14 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Les verbes + Introduction
November 2023
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
etre/avoir/er/faire/aller present pc
December 2023
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Aller + futur proche
April 2024
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1