Het eindexamen

Eindexamentraining
geschiedenis


Tips voor leren en maken
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Eindexamentraining
geschiedenis


Tips voor leren en maken

Slide 1 - Slide

Tips voor het leren
  • examenblad.nl: syllabus (wát moet ik weten/kunnen?) & oude examens.


  • Niet leren wat je al weet: het voelt goed, maar levert niets op. 

  • Maak examens niet alleen voor inhoud, maar ook voor soorten vragen.

  • Let op! Kijk uit met sites die digitale klik-en-klaar-toetsen aanbieden.  Deze toetsen hebben vaak alleen gesloten vragen. Jullie examen niet!


Slide 2 - Slide

Tips voor het maken (1/2)
  • Je hebt tijd zat: 120 minuten is meer dan voldoende. Voor de meesten                                                  is 90 minuten al genoeg tijd om het examen rustig af te ronden
  • Je mag een woordenboek gebruiken, maar let op! Begrippen of ander leerwerk                            opzoeken in een woordenboek heeft weinig zin en kost ontzettend veel tijd!

  • Weet je een vraag niet? Maak dan eerst de andere vragen.
  • Werk netjes, zodat je het zelf ook nog begrijpt.
  • Sla tussen elke opdracht een regel over.
  • Schrijf zo compleet mogelijk op.
  • Lees na het maken van alle vragen de toets nog eens goed door.

  • Doe het zo: doe je ook zo!

  • Het examen is chronologisch: het begint met het oudste- en eindigt met het nieuwste onderdeel. 






Slide 3 - Slide

Tips voor het maken (2/2)

Slide 4 - Slide

Het eindexamen
-
soorten vragen

Slide 5 - Slide

Meerkeuzevragen
  • Altijd beantwoorden met een hoofdletter, discussie = fout!
  • Standaard 1 antwoord, tenzij anders vermeld!

  • Aanpak:
  1. Twee antwoorden zijn (super)fout, die kun      je vaak eruit halen met ouderwets leerwerk.
  2. Er is een afleider die zorgt voor twijfel, die haal je er vaak uit door de vragen goed te lezen.

  • Mythes: 
  1. Nee, er zit geen patroon in...
  2. Nee, het langste antwoord is                          niet altijd het goede antwoord...

Slide 6 - Slide

"Noem twee verschillende voorbeelden waaruit blijkt..."
  • Er staat voorbeelden, geen uitleg van het begrip 'antisemitisme'. 
  • Verschillend is verschillend               (en niet stiekem toch hetzelfde)

  • Even goed tellen: twee is twee, niet één en niet drie. Tóch lastig. 
  • Alleen de eerste twee mogen worden nagekeken, en soms is de vraag zelfs helemaal fout als er te veel antwoorden worden gegeven.

Slide 7 - Slide

Kaartvragen
  • Van elke periode moet je de kaarten kennen: die staan in de afsluiting van elk hoofdstuk.
  • De vragen gaan meestal over:
  1. een herkenbare periode;
  2. het in volgorde zetten                      van een ontwikkeling
  3. het aanwijzen van de plaats            van een bepaalde gebeurtenis.

  • Kiezen uit vóór of na WOI!

Slide 8 - Slide

"Geef een verklaring voor..."
  • Hier worden eigenlijk twee verschillende dingen gevraagd: 
  • Welke ontwikkeling zie je?
  • Welke verklaring heb je hiervoor?

  • Aanpak:
  1. Eerst goed kijken:                         "Ik zie in de bron dat..." mét kenmerken duidelijk noteren...
  2. Dan pas uitleggen (verklaren):         "Dat komt door(dat)..." = kennis.

Slide 9 - Slide

Volgorde-vragen
  • Is gewoon een chronologie-vraag. 

  • Jaartallen leren dus,          deze staan in de afsluiting van de hoofstukken.

  • Door leerwerk is dit geen échte meerkeuzevraag. 

Slide 10 - Slide

Tijdbalkvragen
  • Jaartallen leren is het beste.

  • Mocht je een jaartal even niet weten: zoek naar een logische volgorde (& maak eventueel gebruik van je kladpapier).

  • "Let op!" Staat er niet voor niets!
  • Moet je maar één periode gebruiken, of mag je er meerdere gebruiken? Handig om te weten...

Slide 11 - Slide

"Geef een reden..."
Tekstbronnen

  • m.a.w. een verklaring / een uitleg

  • Gaat de vraag specifiek over deze bron of kan de vraag ook over een andere bron worden gesteld?

  • Aanpak: 
  1. Wie is de bezetter
  2. Niet toegestaan, dus iets 'fout'... 
  3. Wat is beschreven dat 'fout' is?

Slide 12 - Slide

De 'oud-spul'-vragen
  • Deze vraag gaat over          cultureel erfgoed: dit is een verplicht onderdeel in de examens.

  • Kun je meestal beantwoorden met: "...het is een monument /herinnering aan vroeger,                 en daarom belangrijk..."

  • Je hebt veel 'oude-spul': gebouwen, kleding, muntjes enz.

Slide 13 - Slide

Overzichtsvragen
  • Is gewoon een tijdbalk-vraag, jaartallen & gebeurtenissen leren!
  • Mocht je een jaartal even niet weten: zoek naar een logische volgorde (eventueel opschrijven / uitproberen op je kladpapier!)
  • Let op! Hier wordt belangrijke info gegeven, anders niet vetgedrukt.

  • Meestal aan het eind van het examen: als afsluitend onderdeel.

Slide 14 - Slide

Zoek de verschillen...


  • NSB is de Nationaal-Socialistische Beweging hier in Nederland. Door de naam wordt vaak gedacht dat deze is afgeleid van de NSDAP.

  • Benodigde kennis:
  1. Wat zijn de kenmerken van het fascisme?
  2. Wat zijn de kenmerken van het nationaals.?

  • Aanpak:
  1. Veel tekst in de vraag, wat willen ze precies?
  2. Alléén focus op het fascisme! Géén N.S.!
  3. Gekaderde vraag: maar 2 juiste antwoorden!

Slide 15 - Slide

Personen-vragen
  • Maak dit soort opdrachten eerst op kladpapier!

  • Denk na over de volgend vragen:
  1. Wie herken ik en wie herken ik niet?
  2. Waar gaan de uitspraken over (onderwerp)? 
  3. Uit welke periode komen de uitspraken?

  • Leer alle personen: Ze staan altijd in de afsluiting van de hoofdstukken.

  • Let op! Staat er niet voor niets!

  • Kijk ook zeker eens hoeveel punten                    deze vragen opleveren...

Slide 16 - Slide

Schrijf een verhaal...
  • Begrippen in een historisch verband plaatsen
  • Verreweg de moeilijkste vraag!

  • Doe het zo staat er niet voor niets! Neem dit dan ook over, dat geeft sturing aan je antwoord!

  • Op kladpapier:
  1. Schrijf eerst op wat alle begrippen betekenen.
  2. Bedenk dan wat de begrippen                            met elkaar te maken hebben.
  3. Maak het verband tussen de begrippen duidelijk (= leg uit!) in een verhaal. 

  • Op examenpapier: Neem het verhaal over.


Slide 17 - Slide

Organisaties
  • Deze moet je écht kennen:              leren dus! Begrippen staan in de afsluiting van de hoofdstukken. 

  • Over (deze) organisaties zitten altijd vragen in het eindexamen.

  • Organisaties op:
  1. Landelijk-,
  2. Europees-; 
  3. en wereldniveau.

Slide 18 - Slide

Beeldbronnen
  • Wat zie je op de afbeelding?

  • Heeft de afbeelding een titel?
  • Heeft de afbeelding een bijschrift/toelichting?

  • Is bekend wanneer en door wie de afbeelding is gemaakt? (Soms herkenbaar door stijl van bron)
  • Is bekend waarom de bron gemaakt is?

  • Aanpak:
  1. We zoeken een kenmerk van NL uit de tijd      van het Interbellum, WOII of de Koude Oorlog.
  2. Kenmerk: 'plechtige viering te Londen' = WOII. 
  3. Vul de 'Doe het zo:' in!


Slide 19 - Slide

Spotprenten (1/2)
  • Welke info hebben we al? 
  • Wat is de titel van deze spotprent?
  • Wanneer is deze spotprent gemaakt?

  • Wat kan ik zien en interpreteren?
  • Welke personen staan op de spotprent?      Soms worden personen gebruikt om              een land of om een groep weer te geven.
  • Worden de personen positief of negatief afgebeeld en welke actie voeren ze uit?
  • Welke details zie je op de spotprent?          Soms zijn kleine dingen heel belangrijk.

  • DUS: Wat is de boodschap van de maker          van de spotprent? En hoe weet je dat? 




Slide 20 - Slide

Spotprenten (2/2)
  • Aanpak:
  1. Maker is positief/negatief?
  2. Beschrijf ALLES wat je kunt zien in de bron wat 'negatief' over komt.

  • Dus: 'want de liberaal...'
  1. ...slaat de socialisten en andere Nederlanders met zijn stok...
  2. ... als ze gebruik willen maken    van / reiken naar hun grondrecht 'vrijheid van drukpers'.

Slide 21 - Slide

Eindexamentraining
geschiedenis


Tijd voor overige vragen

Slide 22 - Slide