1. Spellingsquiz Nederlands Wat je weet & valkuilen
of
2. Schrijven en Taalblokken
3. Afsluiting en vooruit kijken
Slide 3 - Slide
Doelen:
Aan het einde van deze les:
- heb je geoefend met één of meerdere examenopdrachten en kun je minimaal twee kenmerken van de schrijfopdracht benoemen.
- heb je een beoordeling uitgevoerd van een schrijfopdracht en kun je minimaal één punt van beoordelen benoemen.
Slide 4 - Slide
Deel 1
Waar zit de fout? Drie fouten:
Slide 5 - Slide
Zij hebben net zoveel punten als mij.
Slide 6 - Slide
Hun zijn verder dan ons in dit boek.
Slide 7 - Slide
Het meisje die morgen jarig is, is blij.
Slide 8 - Slide
Schrijftips:
* Denk de komende weken na over alles wat je schrijft.
* Check alles wat je niet weet, waar je over twijfelt of voor de zekerheid. * Pas handige regels toe: vervang word door loop bijv. Of bij jou/jouw twijfels? Dan vervangen door u(w) * Oefenen, oefenen, oefenen. * Taalvaardiger worden? Dan 15 minuten per dag lezen. www.onzetaal.nl
Slide 9 - Slide
Deel 2
Twee schrijfopdrachten, individueel maken.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Allebei klaar?
Beoordeel het schrijfproduct van jouw buurman of buurvrouw.
- Welke schrijfopdracht heb jij gemaakt. Benoem eens twee kenmerken van de schrijfopdracht.
- Welk punt uit het beoordelingsformulier weet je nog? - Welk punt wil je verder mee gaan oefenen. - Welk punt heb je bij de ander gezien waarmee je nog moet oefenen?