1.4 Kom je uit met je geld

1.4 kom je uit met je geld
Paragraaf 1.3 nakijken
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

1.4 kom je uit met je geld
Paragraaf 1.3 nakijken

Slide 1 - Slide

1.3 Sta je sterk als consument?
Terugblik:
Wetten die de consument helpen:
  • recht op: deugdelijk product
  • warenwet: product mag niet schadelijk zijn voor je gezondheid (-> controle door NVWA)

Deugdelijk product:
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat

Slide 2 - Slide

1.3 Sta je sterk als consument? 
Terugblik:
Garantie:
  • de zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is.
  • binnen EU: minimaal 2 jaar garantie op elektronische apparaten
  • let op: niet voor normale slijtage of fouten van jezelf!

Slide 3 - Slide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Lesdoelen:
  • Ik kan aangeven welke soorten inkomens er zijn
  • Ik kan omrekenen van week naar maand en andersom

Slide 4 - Slide

Welke soorten inkomens ken je?

Slide 5 - Mind map

1.4 Kom je uit met je geld? 
Soorten inkomens:

  1. Loon of salaris (-> als je werkt)
  2. Winst (-> als je een eigen bedrijf hebt)
  3. Uitkering (-> als je arbeidsongeschikt of werkloos bent)
  4. Zakgeld ( ->krijg je meestal van je ouders )
inkomen:
geld dat je als persoon of als gezin ontvangt

Slide 6 - Slide

1.4 Kom je uit met je geld? 
Stel:


  • Je krijgt € 5 zakgeld per week
  • Hoeveel krijg je dan per maand (reken maar even uit...)

Slide 7 - Slide

Rekenregel bij omrekenen week  - jaar - maand:

ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR PER JAAR!!!!!

  • € 5 per week
  • € 5 x 52 = € 260 per jaar
  • € 260 : 12 = € 21,67 per maand


Slide 8 - Slide

€ 17,50 per week is hoeveel per maand?

Slide 9 - Open question

1 jaar heeft ........... dagen

1 jaar heeft ........... weken

1 jaar heeft .......... kwartalen

1 kwartaal heeft ............ maanden

Slide 10 - Slide

Van welk soort inkomen weet je
van te voren niet hoeveel het is?
A
loon
B
winst
C
salaris
D
uitkering

Slide 11 - Quiz

Begroting
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten, want je wilt geen geld tekort komen.

Slide 12 - Slide

2sA/2sB:
Blz 20 
opdracht 43 tot 49

Als je klaar bent maak je blz 32
1 tot 15

Slide 13 - Slide

2sC/2sD:

Blz 26
 opdracht 52 tot 60

 Als je klaar bent maak je blz 44 1 tot 13

Slide 14 - Slide

1.4 kom je uit met je geld? (vervolg)

Lesdoelen:
Omrekenen van maand naar week
Soorten uitgaven kennen
Wat is geld reserveren

Slide 15 - Slide

Terugblik
Soorten inkomens?
Begroting
Week naar maand:
..x52:12

Slide 16 - Slide

Geld dat je ontvangt van de overheid zonder dat je er iets voor doet
A
loon
B
salaris
C
kleedgeld
D
uitkering

Slide 17 - Quiz

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 18 - Quiz

3 soorten uitgaven:
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 19 - Slide

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energie
Verzekering
Cadeautjes
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen

Slide 20 - Drag question

Daan moet de contributie van €50,-bij de voetbalclub per kwartaal betalen.
Hoeveel is dit per maand?

Slide 21 - Open question

Berekening maand/kwartaal
Regel:
van maand naar kwartaal = x 12 : 4
kwartaal naar maand= x 4  : 12

Slide 22 - Slide

118 euro per week = ......euro per maand
396 per maand = ..... euro per week
timer
1:00

Slide 23 - Open question

Reservering berekenen
Geld reserveren is een ander woord voor sparen.
Reservering per maand = benodigd bedrag : aantal maanden

Voorbeeld:
Je wilt volgend jaar een scooter kopen van 1.700 euro. Je ouders betalen 200 euro mee. Hoeveel moet je per maand reserveren?

Slide 24 - Slide

2sC/2sD aan de slag:
- Proefwerk na de vakantie
Nakijken: blz 28 opdracht 58 tot 68

Vandaag maken:
Oefentoets
Blz 38 opdracht 1 tot 21

Slide 25 - Slide

2sA/2sB aan de slag


- Proefwerk: 12 Oktober


Vandaag maken:
Oefentoets
Blz 29
Opdracht 1 tot 15
                                                         

Slide 26 - Slide

Oefen les 
Magister > leermiddelen > Pincode
Oefentoets maken  > Dit door mij laten nakijken.
rekenopdrachten.

Slide 27 - Slide