2HVb V Leesvaardigheid verbanden en signaalwoorden, oefenen.

Welkom 2HVb
Taalvoutje

Zie je de fout hiernaast? 
Hoe zou jij de zin hiernaast corrigeren?

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Welkom 2HVb
Taalvoutje

Zie je de fout hiernaast? 
Hoe zou jij de zin hiernaast corrigeren?

Slide 1 - Slide

planning
  • geluk onder druk
  • tekstverbanden en signaalwoorden
  • aan de slag; tekst Handschrift - Kwizl

Slide 2 - Slide

lesdoel
  • je weet wat tekstverbanden en de functie van signaalwoorden
  • je hebt met beide elementen geoefend

Slide 3 - Slide

geluk onder druk
Nederlanders behoren tot de gelukkigste mensen op aarde. Toch zitten veel jongeren in de put.

Slide 4 - Slide

Hoe gelukkig ben jij?
Geef een cijfer van 1-10

Slide 5 - Mind map

Schrijf eens op in één tot drie woorden wat geluk voor jou betekent.

Slide 6 - Open question

geluk onder druk
Voor volgende week: 
'Groeten op straat'
opdracht: Groet een onbekend persoon op straat en maak daar een kort verslag van:
1. Wat heb jij gezegd, welke groet heb je gebruikt?
2. Wat kreeg je terug te horen, wat werd er gezegd?
3. Wat ging er toen door je heen? Welke gevoel gaf het jou?

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden
  • Verband in een tekst = samenhang tussen woorden, zinnen (zinsverband) en alinea's (alineaverband). 
  • Een schrijver maakt gebruik van signaalwoorden of verbindingswoorden om het tekstverband aan te geven, de lezer kan de tekst hierdoor beter begrijpen. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Aan de slag
  • tekst Handschrift
  • Kwizl vragen bij deze tekst (verbanden en signaalwoorden)

Slide 10 - Slide

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 11 - Slide

Bedankt en tot de volgende les

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Tekstdelen en hun functies
Inleiding: de aandacht van de lezer trekken, het onderwerp introduceren
Middenstuk: meer informatie over het onderwerp geven (deelonderwerpen uitwerken: uitleg en/of voorbeelden geven, vragen beantwoorden enz.)
Slot: een samenvatting of een conclusie schrijven. Niets nieuws!

Slide 14 - Slide

Leesstrategieën en functies
Verkennend lezen: je bekijkt de titel, plaatjes, tussenkopjes en evt. bron en leest de 1e alinea (inleiding). Bedenk dan waarover de hele tekst gaat (onderwerp).
Nauwkeurig lezen: je leest de hele tekst om hem te begrijpen. 
Zoekend lezen: je zoekt een bepaald woord, begrip of naam op. Soms verwijst een vraag ook naar een alinea.
Studerend lezen: je leest de hele tekst om hem te kunnen onthouden.

Slide 15 - Slide

Tekstdoelen
Informeren: je krijgt informatie over een onderwerp (waarover je nog niets/niet veel wist -> iets is nieuw)
Uitleg geven: je krijgt uitleg over hoe iets werkt, in elkaar zit of gebruikt moet/kan worden
Overtuigen: een schrijver wil zijn mening overbrengen op jou als lezer en dat je die zelfde mening hebt
Opiniëren: een schrijver wil je na laten denken over een onderwerp en je zelf een mening laten vormen
Overhalen (activeren): een schrijver wil dat je iets gaat doen, bijvoorbeeld kopen
Amuseren: een schrijver wil je vermaken

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Wat is het tekstdoel van de Donald Duck?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 20 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een recept voor bananencake?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
overtuigen

Slide 21 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een reclamefolder?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
opiniëren

Slide 22 - Quiz