functiewoorden en open vragen theorie 3

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ben je al klaar voor het examen Nederlands?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Wat gaan we doen?
Argumentatieschema's: aanvulling 

Functiewoorden  theorie (filmpje) en even oefenen

Aanpak open vragen (citeren, in eigen woorden)

Slide 3 - Slide

argumentatieschema's 
p. 41 - 42 examenbundel 

Slide 4 - Slide

Functiewoorden
p. 35 - 37 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

let op!
Er volgen vijf vragen over functiewoorden.
Per vraag heb je tien seconden de tijd.

Slide 7 - Slide

Stelling, argument, tegenargument, aanbeveling en samenvatting zijn voorbeelden van
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
Een functiewoord geeft een verband aan, een signaalwoord niet.
B
Een functiewoord staat niet altijd in de tekst, een signaalwoord wel.
C
Er is geen verschil.
D
Er zijn minder functiewoorden dan signaalwoorden.

Slide 9 - Quiz

De schrijver zwakt een standpunt af door te laten zien dat er ook andere gezichtspunten mogelijk zijn. Dit is een
A
afweging
B
nuancering
C
voorbehoud
D
weerlegging

Slide 10 - Quiz

De schrijver doet een uitspraak waarmee hij een argument ontkracht.
A
tegenargument
B
onderbouwing
C
weerlegging
D
afweging

Slide 11 - Quiz

De schrijver stemt alleen met iets in als aan een beperkende voorwaarde is voldaan.
A
voorwaarde
B
voorbehoud
C
bezwaar
D
beoordeling

Slide 12 - Quiz

Tip!
Leer de functiewoorden!
Blz. 34-36 examenbundel.
Er zijn functiewoorden die aan vooral het begin, in het midden of in het slot van een tekst voorkomen. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Tip! 
Leer ook de belangrijke begrippen, de 'examenwoorden'.
Zie blz. 47-50 in de examenbundel.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Citeren
Zin => overnemen 
Woord => 1 woord 
Zinsgedeelte => stuk van een zin 
Woordgroep => zinsdeel
Wees nauwkeurig: let op spelling 
Gebruik aanhalingstekens
Noteer regelnummer(s)

Slide 21 - Slide

Met eigen woorden
Citeren mag niet, belangrijke termen overnemen wél

Je formuleert dus zelfstandig een met-eigen-woorden-vraag met behulp van belangrijke woorden uit de tekst. 
Tel je woorden!
Schrijf eerst in het klad!

Slide 22 - Slide

Heeft deze module je iets opgeleverd?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Slide 24 - Slide