Medicijnen, slapen en vitale functies

Welkom!
Beste studenten, 

Jullie hebben al een mail van mij gehad, waarop je moet letten bij het maken/leren van je toets. Jullie hebben alle lesstof al in de les gehad, daarom zijn dit vooral herhaal vragen. Misschien herken je ook vragen uit de LessonUp van twee weken geleden, hopelijk heb je nu alle vragen in één keer goed. De toets behandelt ook stof uit periode 3 (over wonden). We beginnen deze LessonUP daarom met vragen uit periode 3, zo kan je gelijk kijken of je dat ook begrijpt. Heel veel succes, ook met het maken van de toets volgende week!!
Ik heb van jullie genoten en hoop jullie te zien op de BBQ :). 

Groetjes, Leanne 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Beste studenten, 

Jullie hebben al een mail van mij gehad, waarop je moet letten bij het maken/leren van je toets. Jullie hebben alle lesstof al in de les gehad, daarom zijn dit vooral herhaal vragen. Misschien herken je ook vragen uit de LessonUp van twee weken geleden, hopelijk heb je nu alle vragen in één keer goed. De toets behandelt ook stof uit periode 3 (over wonden). We beginnen deze LessonUP daarom met vragen uit periode 3, zo kan je gelijk kijken of je dat ook begrijpt. Heel veel succes, ook met het maken van de toets volgende week!!
Ik heb van jullie genoten en hoop jullie te zien op de BBQ :). 

Groetjes, Leanne 

Slide 1 - Slide

Micro-organismen kunnen ons lichaam op verschillende manieren binnendringen. Op welke manier dringen zij NIET binnen?
A
Luchtwegen
B
Bloed
C
Slijmvliezen/Huid
D
Nieren

Slide 2 - Quiz

Noem drie fasen van secundaire wondgenezing

Slide 3 - Open question

Wat zorgt ervoor dat mensen sneller genezen van hun wond?

Slide 4 - Open question

Een infectiewond ontstaat als iemand te weinig afweer heeft. Welke mensen hebben GEEN last van weinig afweer?
A
Baby's
B
Ouderen
C
Jongeren
D
Mensen met kanker

Slide 5 - Quiz

En verder.....
Wat je goed moet weten uit periode 3 is alles over de micro-organismen, hoe infecties ontstaan en je weet alles over decubitus (waar komt het voor, wat zie je en je weet het verschil tussen de vier categorieën). Ook weet je het verschil tussen niet-elastische en elastische zwachtels en weet je wanneer iemand ACT gezwachteld moet worden. Als laatste weet je de verschillende methoden om te zwachtelen (achtvormig, spiraaltoeren enz.)

Je gaat nu door naar periode 4. 

Slide 6 - Slide

Waar wordt NIET je hartslag geteld?
A
Slaapslagader
B
Halsslagader
C
Polsslagader
D
Armslagader

Slide 7 - Quiz

Hoeveel keer slaat het hart ongeveer in één ademhaling?
A
2 keer
B
3 keer
C
4 keer
D
5 keer

Slide 8 - Quiz

Waarom zou je bij iemand de hartslag meten? (twee goede antwoorden)

Je boek: persoonlijke basiszorg II, blz. 23
A
Als iemand daarom vraagt
B
Bij een hartafwijking
C
Als iemand bepaalde medicijnen gebruikt
D
Als iemand zich verslikt

Slide 9 - Quiz

Wat is een normale frequentie bij een volwassenen van hartslag per minuut?
(blz. 23)
A
120-140 keer per minuut
B
100-120 keer per minuut
C
60-90 keer per minuut
D
40-60 keer per minuut

Slide 10 - Quiz

Bij gezonde mensen is het ritme meestal regelmatig. Waar kan een onregelmatige hartslag op wijzen? (blz. 24)
A
Op een stoornis van het hart
B
Dat de verzorgende verkeerd voelt
C
Het maakt niet uit dat een hartslag onregelmatig is
D
Dat de patiënt aan het braken is

Slide 11 - Quiz

Je voelt met je vinger aan de pols om de hartfrequentie te tellen. Op welke vier dingen let je?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De bloeddruk kent twee waarden: bovendruk en onderdruk. Wat is de Latijnse naam voor bovendruk? (zie blz. 25)
A
Systolische druk
B
Diastolische druk

Slide 15 - Quiz

Hoe noemen we het als de zorgvrager een te hoge bloeddruk heeft?
(blz. 26)
A
Hypotensie
B
Hypertensie

Slide 16 - Quiz

Wat is een ausculatoire meting?
(zie blz. 27)
A
Bloeddruk automatisch meten
B
Een bloeddrukmanchet
C
Meten van bloeddruk door de stethoscoop
D
Een digitale bloeddrukmeter

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Je kan de temperatuur op verschillende manieren meten. Wat betekent een axillaire meting? (blz. 32)
A
In het rectum
B
Onder de oksel
C
In de mond
D
In de lies

Slide 19 - Quiz

Wat betekent een femorale meting?
(blz. 32)
A
In het rectum
B
onder de oksel
C
in de mond
D
in de lies

Slide 20 - Quiz

Als de temperatuur te hoog is spreken we van koorts. Wanneer krijgt iemand GEEN koorts? (blz. 36)
A
Bij een infectie
B
Bij trombose
C
Bij onderkoeling
D
Bij verhoogde schildklierwerking

Slide 21 - Quiz

Een koude rilling bestaat uit drie fasen. Wat is fase 2?
(blz. 37,38)
A
Koude stadium
B
Warmtestadium
C
Transpiratiestadium

Slide 22 - Quiz

Kijk in je boek blz. 37. Noem twee symptomen bij koudestadium

Slide 23 - Open question

Noem twee symptomen van warmtestadium

Slide 24 - Open question

Een infraroodlamp zorgt voor stralingswarmte. Noem nog drie voorbeelden die je kan inzetten om je zorgvrager op te warmen. (blz. 39-41)

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

Een zorgvrager klaagt over een stekende pijn in zijn handen. Hij vertelt dat zijn handen eerst rood waren en er nu bleekgrijze verkleuring van de huid te zien. Welk type bevriezing is dit?
A
Eerstegraads bevriezing
B
Tweedegraads bevriezing
C
Derdegraads bevriezing

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Hoevaak ademt een volwassene per minuut?
(blz. 49)
A
14-18 keer
B
20-25 keer
C
25-35 keer
D
30-40 keer

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Voor wie is de wet BIG?
A
Patiënten
B
Zorgverleners
C
Collega's

Slide 31 - Quiz

Welke gegevens staan NIET op een recept?
A
Naam, voorletters en adres van zorgvrager
B
Wijze van gebruik
C
Geboortedatum van zorgvrager
D
Bijwerking van medicijn

Slide 32 - Quiz

EINDE
Beste studenten, 
Dit was het einde van je zelfstandige opdracht. Oefen deze vragen goed (ook voor de toets) en kijk even goed waar je nog de aandacht aan moet geven. Succes :). 

Slide 33 - Slide