Dag 3

Nieuwe woorden Thema 18
Nederland
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nieuwe woorden Thema 18
Nederland

Slide 1 - Slide

klein(e) (bnw)
  • iets waarvan de maat minder is dan normaal
  • klein - kleine
  • klein <--> groot

  • zin:  Ik heb een jurk via het internet besteld. Helaas is de jurk te klein
20

Slide 2 - Slide

woorden
klein(e)
de Koningsdag
koud(e)
de krant
de letter
meemaken


Slide 3 - Slide

de Koningsdag (znw)
  • de dag waarop Nederland de verjaardag van de koning viert,
    27 april

  • zin: Veel mensen gaan met Koningsdag naar Amsterdam.
  • zin:  Met Koningsdag mag je je oude spullen verkopen op straat. 
21

Slide 4 - Slide

koud(e) (bnw)
  • met een lage temperatuur
  • koud <--> warm

  • zin: In de winter is er grote kans op vorst, dan is het erg koud buiten.
  • zin:  De verwarming is stuk. Het is nu erg koud in de klas.
22

Slide 5 - Slide

de krant (znw)
  • een blad waarin je elke dag het nieuws kunt lezen

  • zin: Op de voorpagina van
    de krant staat dat het morgen gaat sneeuwen.
  • zin:  Ik lees altijd de sportpagina's van de krant
23

Slide 6 - Slide

de letter (znw)
  • teken dat met andere tekens een woord kan vormen
  • de letter - de letters

  • zin: Het dier dat we zoeken begint met de letter 'p'. Weet jij het woord?
  • zin:  Ons alfabet bestaat uit
    26 letters
24

Slide 7 - Slide

meemaken (ww)
  • bij iets aanwezig zijn
  • een bepaalde ervaring hebben

  • TT: ik maak mee - jij maakt mee - wij maken mee
  • VT: ik maakte mee - wij maakten mee
  • VTD: ik heb meegemaakt

  • zin: Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt.
26

Slide 8 - Slide

Verwerkingsvragen thema 18
Nederland

Slide 9 - Slide

klein =
20
A
iets waarvan de maat minder is dan normaal
B
niet groot
C
iets waarvan de maat meer is dan normaal
D
heel groot

Slide 10 - Quiz

De baby is nog heel ______

20

Slide 11 - Open question

Wat doen de mensen op Koningsdag?
21

Slide 12 - Open question

Wanneer vieren we Koningsdag?


21
A
27 april
B
27 mei
C
30 april
D
29 april

Slide 13 - Quiz

Wat draag je als het koud is?



22
A
korte broek
B
jas
C
zwempak
D
sjaal

Slide 14 - Quiz

In de winter is het vaak ______

22

Slide 15 - Open question

Wat is een krant?
23
A
een blad waarin je elke dag verhalen kunt lezen
B
een blad waarin je elke maand verhalen kunt lezen
C
een blad waarin je elke dag het nieuws kunt lezen
D
een blad waarin je elke maand het nieuws kunt lezen

Slide 16 - Quiz

Wat lees je in de krant?


23
A
nieuws, boeken
B
boeken
C
brieven
D
nieuws

Slide 17 - Quiz

Wat is een letter?



24
A
een cijfer
B
een teken in het alfabet
C
een woord
D
een nummer

Slide 18 - Quiz

Het alfabet heeft ...
A
10 letters.
B
20 letters.
C
36 letters.
D
26 letters.

Slide 19 - Quiz

Wat is goed? (werkwoord meemaken)
A
ik meemaak jij meemaakt wij meemaken
B
ik mee maak jij mee maakt wij mee maken
C
ik maakmee jij maaktmee wij makenmee
D
ik maak mee jij maakt mee wij maken mee

Slide 20 - Quiz

Wat heb jij gister meegemaakt?

Slide 21 - Open question