De huiddiagnose, huidanalyse

De huiddiagnose, huidanalyse
1 / 44
next
Slide 1: Slide
Bio-esthetiekSecundair onderwijs

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

De huiddiagnose, huidanalyse

Slide 1 - Slide

De diagnose of analyse van de huid wordt uitgevoerd om de juiste behandelingen te kunnen kiezen.
Je volgt over het algemeen hiervoor de volgende 3 stappen
1. Anamnese:  Je brengt de voorgeschiedenis en de gewoontes van de cliënt in kaart
2. Inspectie:  Je bekijkt de huid en stelt een diagnose
3. Palpatie:  Je betast de huid en stelt een diagnose

Slide 2 - Slide

Anamnese 

Slide 3 - Slide

Van iedere cliënt maakt je een klantenkaart of een klantenbestand op de computer.
Je vraagt allerlei persoonlijke zaken zoals:
• De NAW gegevens. (Naam, Adres, Woonplaats (inc. postcode))
• Wat de cliënt zoal eet en drinkt.
• Of de klant rookt
• Of de klant veel of weinig beweegt
• Hoe de klant de huid zelf verzorgt
• Welke producten de klant gebruikt
• Of er zaken zijn, zoals een ziekte, die de klant belemmeren bijvoorbeeld astma, hierdoor kunnen klanten het soms benauwd krijgen van de verdampingsapparaat
• Medicijnen gebruik

Slide 4 - Slide

Waar moet je op letten bij de anamnese:
• Denk er aan dat de klant het niet gewend is dat hij/zij veel over zichzelf moet vertellen. Leg daarom uit dat je de vragen stelt om een goed beeld van de klant te krijgen. Vertel dat dit helpt bij het bepalen van de juiste behandelingen.
• Voordat je de vragen stelt zorg je ervoor dat de klant zich prettig voelt. Het is meestal niet fijn voor een klant om liggend allerlei vragen te stellen.
• Leg ook uit wat je met de gegevens doet. Je verteld dat de gegevens alleen binnen de salon gebruikt worden, en goed worden bewaard.
• Toon begrip als een klant ergens geen antwoord op wil geven.

Slide 5 - Slide

De gegevens die tijdens de anamnese worden verzameld komen meestal op een klantenkaart te staan. Zo’n klantenkaart kan van papier zijn, maar kan natuurlijk ook worden bijgehouden op een computer of tablet.
Voor welke vorm zou jij kiezen, papier of digitaal. Leg je keuze uit.

Slide 6 - Open question

Inspectie

Slide 7 - Slide

Tijdens de inspectie ga je de huid goed bekijken. Meestal helpt het om hierbij een lamp te gebruiken. Zet de klant hiervoor omhoog, de klant neemt een halfzittende houding aan.
Dit is een lamp met een vergrootglas, een zogeheten loeplamp.
Met een loeplamp vergroot je het zicht op de huid.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

A) Allereerst bepaal je de huidsoort

Dus: droog, vet, normaal of gecombineerd. Je weet inmiddels wat de kenmerken zijn, aan de hand daarvan en met name de talgproductie, stel je de huidsoort vast.

Slide 10 - Slide

B) De doorbloeding van de huid
Aan de kleur van de huid kun je zien of de huid goed of niet goed doorbloed is. Er zijn verschillende huidskleuren, zoals blank en donker.
Is de blanke huid normaal doorbloed dan is deze ’roze’ van kleur. Is de blanke huid slecht doorbloed, dan ziet de huid er bleek uit. Soms zie je dat mensen met een blanke huid een rood gezicht hebben, dan is de huid te sterk doorbloed.
Bij de donkere huid heeft de huid bij een normale doorbloeding een bruine kleur. Bij slechte doorbloeding krijgt de kleur en bleke uitstraling. En bij een te sterke doorbloeding krijgt de huid een paarse kleur.

Slide 11 - Slide

C) Rimpels

Je bekijkt of de klant rimpels heeft. Ook stel je vast of de rimpels zijn ontstaan door verslapping van de huid en de spieren, of dat het komt door de mimiek. Een klant die veel lacht heeft bijvoorbeeld meer last van lachrimpeltjes.

Slide 12 - Slide

Afwijking/aandoeningen van de huid

Een huidaandoening is dat (een deel van) de huid iets afwijkt van wat normaal is.
Een aandoening is niet per se iets ernstig, maar je moet het wel vaststellen om de beste huidbehandeling toe te kunnen passen.

Slide 13 - Slide

Pigmentvlekken
Soms hoopt er ergens in de huid pigment op, hierdoor ontstaat een concentratie van pigment.
Een pigmentvlek is een concentratie van pigment in de huid.
Zo’n ophoping wordt meestal een moedervlek of zomersproet. Moedervlekken moet je in de gaten houden. Als deze namelijk van vorm veranderen of groeien dan moet je het na laten kijken door de huidarts.
Pigmentvlekken komen ook voor bij grote hormoonschommelingen, bijvoorbeeld door een zwangerschap. Men noemt dit ook wel een zwangerschapsmasker. Men krijgt dan grote donkere vlekken.

Slide 14 - Slide

Ook ouder mensen 
hebben nogal last van pigmentvlekken.

Slide 15 - Slide

Couperose
Couperose zijn blijvend verwijde bloedvaten onder de huid.

Slide 16 - Slide

Overbeharing
Overbeharing bestaat uit haren die langer, donkerder en dikker zijn, en op plaatsen zitten waar ze niet horen.
Degelijke overbeharing komt vaak voor, met name op de bovenlip en de kin.

Slide 17 - Slide


Comedonen en milia


Deze hebben we eerder in de cursus besproken.

Slide 18 - Slide

Met welke lamp vergroot je het zicht op de huid?

Slide 19 - Open question

Aan de kleur van de huid kun je zien of de huid goed of niet goed doorbloed is. leg uit bij een blanke huid?

Slide 20 - Open question

Aan de kleur van de huid kun je zien of de huid goed of niet goed doorbloed is. leg uit bij een donkere huid?

Slide 21 - Open question

Een huidaandoening is dat (een deel van) de huid iets afwijkt van wat normaal is. Voorbeelden van deze aandoeningen zijn:

Slide 22 - Open question

Palpatie

Slide 23 - Slide

Vochtgehalte van de huid

Door de huid een beetje op te duwen beoordeel je het vochtgehalte. Als de huid er bij het opduwen gebarsten uitziet, dan is dat deel van de huid vochtarm.

Slide 24 - Slide

Doorbloeding van de huid
Druk met een vinger op de huid er ontstaat een witte vlek of er gebeurt helemaal niets.
Witte vlek: als binnen 2 seconden de huidskleur weer terug is, dan is de doorbloeding goed. Blijft de vlek langer zichtbaar, dan heeft de cliënt een trage bloedsomloop.
Er gebeurt niets: als de huid niet veranderd bij het drukken dan is er een sterk doorbloeding

Slide 25 - Slide

Stevigheid van de huid

De huid kan slap of sterk zijn. Door de huid op te nemen en daarna los te laten zie je of de huid sterk of slap is. Een sterke huid veert direct terug in de oorspronkelijke staat.

Slide 26 - Slide

Hoe kun je bij palpatie de doorbloeding van de huid vaststellen?

Slide 27 - Open question

Waaraan kun je bij palpatie zien dat een huid vochtarm is?

Slide 28 - Open question

Je brengt de voorgeschiedenis en de gewoontes van de cliënt in kaart
A
Inspectie
B
Palpatie
C
Anamnese

Slide 29 - Quiz

Je betast de huid en stelt een diagnose
A
Anamnese
B
Inspectie
C
Palpatie

Slide 30 - Quiz

Je bekijkt de huid en stelt een diagnose
A
Palpatie
B
Inspectie
C
Anamnese

Slide 31 - Quiz

De huid en de zon

De huid beschermt ons onder andere tegen de zon. Waarom is dit eigenlijk belangrijk? De zon kent grofweg 3 soorten stralingen. 

Slide 32 - Slide

• Infrarode straling, dit zorgt voor warmte.
• Licht, hierdoor kun je alles om je heen zien.
• Ultraviolet straling (UV-A, UV-B) deze stralingen kan de huid beschadigen;

Slide 33 - Slide

Met name de ultaviolet stralingen heeft invloed op je huid. UV-A en UV-B straling bereiken beide de aarde.
UV-A straling is de mildere soort, maar een teveel van deze straling kan je huid verbranden of zelfs huidkanker veroorzaken.
UV-B straling is een belangrijke veroorzaker van zonnebrand en huidkanker

Slide 34 - Slide

Is het dan beter helemaal niet in de zon te gaan?
Nee, dat is ook weer niet waar. De UV- straling zorgt voor de aanmaak van vitamine D en kan helpen bij huidproblemen zoals eczeem.

Slide 35 - Slide

Als je in de zon zit krijg je eerder rimpels!
Ja, dat klopt, de UV- straling tast de elastinevezels aan, hierdoor verliest je huid veerkracht en soepelheid. Ook kunnen pigmentvlekken zich sneller ontwikkelen.

Slide 36 - Slide

Welke UV straling is het meeste gevaarlijk?

Slide 37 - Mind map

Waarom is het toch goed om af en toe wat zon op je huid te krijgen?

Slide 38 - Open question

Iemand die veel in de zon zit krijgt vaak eerder en meer rimpels? Leg uit waardoor dit komt.

Slide 39 - Open question

Waarom word je bruin in de zon?
De pigmenten vormen in de opperhuid een beschermlaag. Helaas gebeurt dat niet bij iedereen even intensief.
Hoe minder pigmenten iemand heeft, hoe beter hij zijn huid moet beschermen. Dit doe je onder andere met kleding, hoeden, petten, niet te lang in de zon zitten en met zonnebrandcrème.

Slide 40 - Slide

huidtype & kenmerken

de reactie v/d huid op de zon
gevaar voor huidbeschadiging
beschermingsfactor
type I: bleke, witte huid, lichte ogen, blond of rood haar, veel sproeten
verbrandt snel en wordt zelden bruin
zeer hoog
25 -30
type II: lichte huid, licht haar, lichte ogen
verbrandt makkelijk en kan na een tijd een bruine kleur opbouwen
hoog
15 - 25
type III: zeer licht getint/ licht olijfkleurige huid, donker haar
wordt snel bruin, maar kan ook verbranden
hoog - matig
10 -15

Slide 41 - Slide

huidtype & kenmerken

de reactie v/d huid op de zon
gevaar voor huidbeschadiging
beschermingsfactor
type IV: licht getint/ olijfkleurig huid, donkere ogen en haar
wordt gemakkelijk bruin en verbrandt zelden
matig
5 -10
type V: een van naturen bruine huid, donkere ogen en donker haar
verbrandt zelden en wordt snel bruin
matig - laag
-
type VI: donker tot zeer donkerbruine huid, donker haar en donkeren ogen
verbrandt niet, tenzij de straling enorm hoog is en er geen bescherming is
laag
-

Slide 42 - Slide

Let op: kinderen tot 16 jaar moet je, ongeacht het huidtype, altijd goed insmeren en beschermen tegen de zon.

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide