I Je schrijft zelf zinnen met verwijswoorden.
T2 Je gebruikt jouw kennis van "meertaligheid" en "verwijswoorden" om vragen bij een tekst te beantwoorden.
R Je kunt thema's noemen die vaak terugkeren in verhalen.
R Je weet waar je op kunt letten als je snel antwoorden wilt vinden in een tekst.