Tijdvak 1-4

Tijdvak 1-4
1 / 46
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tijdvak 1-4

Slide 1 - Slide

Een revolutie is een grote verandering. Geef hieronder aan wat er veranderde door de landbouwrevolutie
Jagers en verzamelaars
Boeren
Hutten van gras
Woning van leem
Geen dieren
Huisdieren
Steeds verhuizen
Op één plek wonen
Veel jagen
Graan oogsten
Grote groep
Kleine groep

Slide 2 - Drag question

Gebruik de tekst 'Oorzaken van de landbouwrevolutie'.
Gebruik de 6 feiten en versleep hieronder de juiste letters naar de omschrijving.

A. De bevolking groeide.
B. Dieren waarop veel werd gejaagd verdwenen.
C. Een gunstig milieu ontstond.
D. Er waren veel dieren die konden worden getemd.
E. Er was meer voedsel beschikbaar.
F. Het klimaat veranderde.
1. Een indirecte oorzaak van de landbouwrevolutie: 

2. Een directe oorzaak van de landbouwrevolutie:                    of

3. Een direct gevolg van de landbouwrevolutie:

4.  Een indirect gevolg van de landbouwrevolutie:
Blijf over
A
B
C
D
E
F

Slide 3 - Drag question

Zet de 6 gele blokken in de juiste volgorde
Groei bevolking
Handel op de markt
Ontstaan steden
Meer voedsel
Ontstaan ambachten
Mensen gaan wonen in handelsplaatsen

Slide 4 - Drag question

Leg uit waarom deze bron bij de eerste stedelijke gemeenschappen past.

Slide 5 - Open question

Lees de bron
Past deze bron bij wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open question

Thucydides wordt de 'vader van de wetenschappelijke geschiedschrijving' genoemd.
Leg met een bronelement uit dat zijn manier van onderzoek doen past bij het wetenschappelijk denk van de Grieken.

Slide 7 - Open question

Gebruik de bron. Leg uit:
a. hoe volgens Isocrates de Atheense staatsinrichting de democratie beschermt

b. of Plato zich zou kunnen vinden in de visie van Isocrates op de Atheense staatsinrichting.

Slide 8 - Open question

Lees de bron.
Perikles noemt in deze rede twee belangrijke kenmerken van de Atheense democratie.

- Welke twee belangrijke kenmerken zijn dat?

Slide 9 - Open question

Grieken
Romeinen

Slide 10 - Drag question

Iemand neemt met geweld de macht over.
Bestuursvorm waarbij een tiran de baas is
Monarchie
Aristocratie
Tirannie
Democratie
Alleenheerser
Bestuursvorm met een alleenheerser, koning
Enkele mensen de baas
Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen
Volk kiest
Bestuursvorm waarbij het volk de eigen bestuurders kiest

Slide 11 - Drag question

Combineer de juiste bestuursvormen met hun betekenis
Bestuursvorm met een vorst
Bestuursvorm waarbij 1 man de macht heeft gegrepen
Bestuursvorm waarbij burgers de macht hebben
Bestuursvorm waarbij rijke mannen de macht hebben
Monarchie 
Tirannie
Democratie
Aristocratie/ oligarchie

Slide 12 - Drag question

Leerdoelen 2.4 deel 1
  1. Ik kan aan de hand van verschillende bestuursvormen uitleggen hoe het Romeinse rijk uitgroeide tot een imperium
  2. Ik kan uitleggen hoe het Romeinse keizerrijk zich ontwikkelde en hierbij drie kenmerken noemen

Slide 13 - Slide

Wie bestuurde de Romeinse republiek?
Er zijn meerdere antwoorden mogenlijk
Koning
2 consuls
De Senaat
Het volk
De keizer 

Slide 14 - Drag question

Koppel de juiste bestuursvorm aan de juiste periode in het Romeinse rijk.
754 tot 509 v. Chr.
509 - 27 v. Chr.
27 v. Chr. - 476 n. Chr.
De Keizertijd
De Romeinse koningen
De Romeinse Republiek

Slide 15 - Drag question

Gebruik de bron (KLIK OM IN TE ZOOMEN).
De bron gaat over Caesars verovering van Gallië.

- Schrijf op wat Caesar van de Belgen vond.
- Leg uit, met minimaal één voorbeeld uit de bron, waarom Caesar dat vond. (1p)
- Bedenk welke bedoeling Caesar had met deze opmerking over de Belgen

Slide 16 - Open question

De laatste koning wordt verjaagd
Rome wordt een Republiek
Caesar wordt dictator voor het leven
Caesar wordt vermoord door senatoren
Burgeroorlogen
Keizer Augustus wordt de eerste Romeinse keizer

Slide 17 - Drag question

Naam?
Naam?
Naam?
Jaar?
Jaar?
Jaar?
Bestuursvorm?
Bestuursvorm?
Bestuursvorm?
Romeinse republiek
753 - 509 v. Chr. 
consuls en senaat
monarchie met koning
Romeins keizerrijk
509 - 27 v. Chr.
Romeins koninkrijk
27 v. Chr. - 476 n. Chr.
monarchie met keizer

Slide 18 - Drag question

Welke afbeeldingen passen WEL bij 'romanisering'?

Slide 19 - Drag question

Romanisering
Akkerbouw
Badhuizen
Muntgeld
Landbouwbedrijven
Steden
Broeken
Veeteelt
Latijn
Germaans

Slide 20 - Drag question

Hieronder staan drie uitspraken over romanisering.
Geef per uitspraak aan of dit een oorzaak of een gevolg van romanisering is.

Oorzaak
Gevolg
Romeinse soldaten gaan wonen in veroverde gebieden. 
De Romeinse cultuur wordt door burgers in veroverde gebieden overgenomen.
De Romeinse munt wordt het betaalmiddel in veroverde gebieden.

Slide 21 - Drag question

Leg uit waarom deze bron past bij het begrip Romanisering. Laat zien in je antwoord (met behulp van de bron) dat je weet wat Romanisering betekent.

Slide 22 - Open question

Niet elk volk 'romaniseerde'. Leg uit waar de bron Rome voor waarschuwt.

Slide 23 - Open question


Ionisch


Corintisch

Dorisch

Slide 24 - Drag question

Grieks
niet Grieks

Slide 25 - Drag question

Ionisch
Korinthisch
Dorisch

Slide 26 - Drag question

Korintisch
Dorisch
Ionisch

Slide 27 - Drag question

Noem 2 oorzaken voor de val van het Romeinse Rijk die je ziet op de bron.

Slide 28 - Open question

Een conclusie:
Uit dit bronfragment kun je concluderen dat de val van het Romeinse Rijk wordt veroorzaakt door zowel politieke als militaire ontwikkelingen binnen het Romeinse Rijk. Ondersteun beide delen van de conclusie met de bron

Slide 29 - Open question

Zet de groei en val van het Romeinse Rijk in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
6
7

Slide 30 - Drag question

4.5 De val van het Romeinse rijk had verschillende oorzaken en gevolgen. Sleep de oorzaken en gevolgen bij elkaar.
Oorzaken
Gevolgen
Romeinse wegen verdwijnen
Volksverhuizingen
Epidemieën
Steden verdwijnen
Weinig internationale handel
Deling van het Romeinse rijk
Minder geschreven bronnen

Slide 31 - Drag question

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.
timer
1:00

Slide 32 - Drag question

Zet in de juiste chronologische volgorde
1
2
3
4
Het Frankische rijk raakt versnipperd
Val van het West-Romeinse Rijk
Ontstaan van het leenstelsel
Leenmannen gaan hun land doorlenen

Slide 33 - Drag question

Je kunt beschrijven hoe West-Europa zich na de val van het Romeinse Rijk bestuurlijk ontwikkelde
Je kunt het ontstaan van horigheid verklaren
Je weet wat feodale verhoudingen zijn en hoe ze ontstonden. 
Je kunt beschrijven door welke oorzaken West-Europa in de vroege Middeleeuwen weer een landbouwsamenleving werd.
Je kunt uitleggen dat domeinen via het hofstelsel zelfvoorzienend waren.
Je kunt de oorzaken beschrijven van de verbrokkeling van de macht in de late negende en tiende eeuw. 

Slide 34 - Drag question

De bron past bij het hofstelsel. Leg dat uit.

Doe het zo:
Een kenmerk van het hofstelsel is … [noem een kenmerk].
Dat zie je op de bron, want … [leg uit].

Slide 35 - Open question

Gebruik bron 1 en 2 nogmaals.
(inzoomen kan)
Beide bronnen hebben te maken met het
hofstelsel als economisch systeem. Leg dit uit.
En hoe noemen we zo'n samenleving?

Slide 36 - Open question

Het hofstelsel bepaalde in de middeleeuwen het leven op het platteland.
a. (1) Gebruik bron 2. De titel van de bron is: “Het zijn geen slaven, maar wat dan wel?” Geef met één woord antwoord op deze vraag.
In bron 2 worden voorbeelden genoemd van herendiensten en van pacht.
b. (2) Haal UIT DE BRON TWEE voorbeelden van herendiensten. Deze moeten dus IN DE BRON staan.
c. (2) Haal UIT DE BRON TWEE voorbeelden van pacht. Deze moeten dus IN DE BRON staan.

Slide 37 - Open question

Leenstelsel
Domeinstelsel (hofstelsel)
economisch systeem
Politiek systeem

Slide 38 - Drag question

2. Sleep naar het juiste vak:
Dit is een sleepvraag.
Hoort bij het hofstelsel
vrije boeren
horigen
herendiensten
hoeveland
leenman

Slide 39 - Drag question

Koppelen
Rentmeester die de domeinen van de koning beheerde.
Koningsgeslacht van de Franken. De naam is afgeleid van een legendarische Frankische koning.
Geeft grond in leen aan een leenman in ruil voor diensten.
Landgoed dat wordt bewerkt volgens het hofstelsel
Hoofd van een klooster
Systeem waarbij het ene deel van het landgoed direct door de heer wordt gebruikt en de rest wordt verpacht aan horigen. 
Domein
Hofstelsel
Hofmeier
Merovingen
Abt
Leenheer

Slide 40 - Drag question

Achterleenman
Landheer 
Leenheer 
Horigen
Hofstelsel
Leenstelsel 

Slide 41 - Drag question

Feodalisme 
Hofstelsel
Horigen
Domein
Economie
Politiek 
Leenheer
Trouw / macht
Zelfvoorzienend

Slide 42 - Drag question

Gebruik de bron
Een bewering: ‘In de akte van bron 3 komen zowel feodaliteit als het hofstelsel tot uiting’.
Maak duidelijk in hoeverre de bewering juist is. (4p)



Slide 43 - Open question

Gebruik de bron. (2p)
In de tijd van Pepijn ontstaat het feodale stelsel.
Uit deze tekst blijkt:
• een oorzaak van het ontstaan van het feodale stelsel en
• de afhankelijkheid in de vroege middeleeuwen van het centrale vorstelijke gezag van de
kerk.
--> Leg dit voor beide conclusies uit.

Slide 44 - Open question

Toon met de gebeurtenissen in de bron aan,
dat in de late middeleeuwen steden zelfstandiger zijn geworden;
het feodalisme zwakker is geworden én
geef hiervoor een verklaring.

Slide 45 - Open question

Leenstelsel
Hofstelsel
Politiek
Economie
Leenheer 
Boeren
Leenman
Landbouwgrond
herendiensten

Slide 46 - Drag question