V6 lettre de motivation

Bonjour 
tout le monde
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Slide

Le conditionnel
"je voudrais une baguette s'il vous plaît"

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Le  conditionnel
Hoe maak je de conditionnel  ook alweer?
-> Bepaal eerst de stam:
  • Bij regelmatige werkw. op -er en -ir: het hele werkwoord 
  • Bij werkwoorden op -re:                          hele werkwoord zonder de e 
  • Onregelmatige werkwoorden:             andere stam 
-> Achter de stam zet je de juiste uitgang:
!! De uitgangen van de conditionnel zijn dezelfde als de uitgangen van de IMPARFAIT: ais, ais, ait, ions, iez, aient !!

Slide 4 - Slide

Le conditionnel
Net als bij de Futur Simple zijn onregelmatig: 
  • avoir             j'aurais, tu aurais, il aurait, etc.       ik zou hebben
  • être               je serais, tu serais, il serait, etc.     ik zou zijn
  • aller              j'irais, tu irais, il aurait, etc.                ik zou gaan
  • faire             je ferais, tu ferais, il ferait, etc.        ik zou maken
  • pouvoir      je pourrais, tu pourrais, etc.              ik zou kunnen
  • vouloir       je voudrais, tu voudrais, etc.              ik zou willen

Slide 5 - Slide

Zou u mij kunnen zeggen =
A
Pouvez-vous me dire
B
Pourriez-vous me dire
C
Pourrez-vous me dire
D
Peux-tu me dire

Slide 6 - Quiz

Ik zou graag willen weten of ....
A
Je veux savoir si
B
Je voudrais savoir si
C
Je voudrais savoir ou
D
Je voulais savoir ou

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de conditionnel?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 8 - Quiz

Vous ........... (avoir - conditionnel) le temps de me recevoir chez vous?
A
avez
B
aurez
C
aviez
D
auriez

Slide 9 - Quiz

Nog wat aandachtspunten:
Maanden, talen en nationaliteiten in het Frans: met kleine letter:
Le 1er avril / Ma nationalité est néerlandaise /Je parle un peu le français et l'allemand.

Aanhef > geen naam = Madame, Monsieur,

Laat ik mijzelf voorstellen: Permettez-moi de me présenter 


Slide 10 - Slide

Lidwoorden
Bij talen en dagen
Je suis disponible le lundi et le samedi (elke maandag...)
Je parle le français et l'anglais.

Na een woord van hoeveelheid > DE
Je parle beaucoup de langues.
J'ai un peu d'expérience

Slide 11 - Slide

Begin niet elke zin met "Je"
Vermijd herhaling, wissel af, zoek synoniemen, draai eens een zin om

Slide 12 - Slide

Spits je toe op de vacature
Benoem de baan
J'ai lu votre annonce dans le Figaro de samedi dernier, dans laquelle vous cherchez un serveur / un animateur / un employé.

Geef voorbeelden en gebruik structuurwoorden > bijv.:

- Comme j'ai travaillé dans un restaurant, j'ai déjà de l'expérience pour ce genre d'emploi. Grâce à ce travail je m'adapte facilement à la clientèle.
- Je suis apte pour le travail d'animateur parce que j'adore les enfants. De ce fait j'ai déjà fait beaucoup de babysitting  

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat is er fout in deze zin:
Je cherche un emploi temporaire en france.
A
france => France
B
emploi => poste
C
Je cherche => Je cherches
D
temporaire => temporair

Slide 15 - Quiz

Wat is er fout in deze zin:
Je suis disponible du 1 octobre au 30 novembre 2021.
A
de getallen moeten voluit
B
1 => 1er
C
octobre => oktobre
D
au => à le

Slide 16 - Quiz

Wat is er fout in deze zin:
Je suis disponible de 8 juin au 30 juillet
A
juillet = julliet
B
disponible = disponsible
C
de = du
D
au = à

Slide 17 - Quiz

Wat is er fout in deze zin? (de persoon is mannelijk).
Je suis de nationalité hollandais.
A
hollandais=> hollandaise
B
het woord DE hoort er niet bij
C
hollandais moet met een hoofdletter
D
het moet zijn: j'ai une nationalité hollandais

Slide 18 - Quiz

Wat is fout in deze zin:
Probalement je passerai mon bac au mois de mai.
A
mois => moins
B
probalement => probablement
C
je passerai => je passe
D
mon => ma

Slide 19 - Quiz

Wat is fout in deze zin:
Je peux commencer le trois décembre.
A
commencer = > commence
B
LE moet weg
C
peux = > pourrais
D
peux => veux

Slide 20 - Quiz

Welk woord ontbreekt?
Permettez-moi de présenter
A
TE voor présenter
B
ME voor présenter
C
MOI achter présenter
D
VOUS voor présenter

Slide 21 - Quiz

Welk woord ontbreekt ?
J'ai beaucoup expérience dans ce domaine.
A
DEPUIS na domaine
B
DE na beaucoup
C
D'EMPLOI na domaine
D
D' na beaucoup

Slide 22 - Quiz

Noteer de plaats (waar je nu bent) en de datum van vandaag zoals in een brief.

Slide 23 - Open question

Vertaal: Ik zit nu in de eindexamenklas, (begin NIET met ik!)

Slide 24 - Open question

Traduis: ik zou graag mijn Frans verbeteren.

Slide 25 - Open question

Traduis: ik ben beschikbaar tijdens de zomermaanden.

Slide 26 - Open question

             Il y a des questions???

Slide 27 - Slide