20171123 morfemen, taalkunst

Woorden

1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden

Slide 1 - Slide

woordenschat
goede wijn behoeft geen krans
nonchalant
de bietenbrug op gaan
monotoon
abrupt

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Je kent het verschil tussen inhoudswoorden en functiewoorden

Je weet hoe nieuwe woorden ontstaan 

Slide 3 - Slide

soorten woorden

Maak een zin met de woorden

akkoord, milieu, getekend, ministers

Slide 4 - Slide

soorten woorden

De ministers hebben het akkoord over het milieu getekend.

Slide 5 - Slide

soorten woorden

De ministers hebben het akkoord over het milieu getekend.


kern van de zin -> inhoudswoorden

Slide 6 - Slide

soorten woorden

De ministers hebben het akkoord over het milieu getekend.


cement van de zin -> functiewoorden

Slide 7 - Slide

functiewoorden

functiewoorden zorgen voor betekenisverfijning


Wat is het verschil tussen hij heeft het boek en hij heeft een boek?


Slide 8 - Slide

Alleen hij zei dat hij van haar hield
Hij alleen zei dat hij van haar hield
Hij zei alleen dat hij van haar hield
Hij zei dat alleen hij van haar hield
Hij zei dat hij alleen van haar hield
Hij zei dat hij van alleen haar hield
Hij zei dat hij van haar alleen hield
Hij zei dat hij van haar hield, alleen ...

Slide 9 - Slide

2 soorten klassen

Open: uitbreidbare klasse -> er worden consant nieuwe woorden

              toegevoegd


Gesloten: niet-uitbreidbare klasse -> er komen geen nieuwe woorden meer

Slide 10 - Slide

Opdracht
Maak een zin met niet-bestaande woorden

Slide 11 - Slide

Hoe groot is de gemiddelde woordenschat van een volwassene?
A
10.000 woorden
B
25.000 woorden
C
40.000 woorden
D
100.000 woorden

Slide 12 - Quiz

Hoeveel nieuwe woorden leert een jongere van 12 jaar gemiddeld per jaar?
A
750
B
2.500
C
5.000
D
10.000

Slide 13 - Quiz

Hoeveel woorden zijn er in de Nederlandse taal?
A
240.000
B
2.400.000
C
24.000.000
D
60.000.000

Slide 14 - Quiz

Nieuwe woorden

rond 1300                           +    800 woorden

rond 1500                           + 2000 woorden

rond 1900                           + 4000 woorden


Opdracht: verklaar de stijging rond deze perioden.

Slide 15 - Slide

Meest voorkomende woorden
Welke woorden worden vaak gebruikt in het Nederlands?

Slide 16 - Slide

Meest voorkomende woorden
de, van, het, een, en, in, is, dat, op, te, zijn, met, voor, niet

Slide 17 - Slide

Opdracht

de, van, het, een, en, in, is, dat, op, te, zijn, met, voor, niet


Schrijf samen een korte tekst van ongeveer 50 woorden.

De meest gebruikte woorden mag je niet gebruiken.


Jullie hebben 5 minuten de tijd.

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Talent hoofdstuk 1.3
Maak opdrachten 2, 3 en 4

Slide 19 - Slide