- Je kunt leesstrategieën toepassen om antwoord te geven op inhoudelijke vragen over een tekst.
- Je kunt woordraadstrategieën toepassen om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen.
- Je kent de verschillende tekstsoorten en kunt het (belangrijkste) tekstdoel van de schrijver benoemen.
- Je kunt het onderwerp van een tekst benoemen.
- Je weet wat een hoofdgedachte is en kunt dit van een tekst benoemen.
- Je weet wat een kernzin is en je kunt de kernzin van een alinea aanwijzen.
- Je kunt van een tekst bepalen welke alinea's bij de inleiding, het middenstuk en het slot horen.
- Je kunt aangegeven welk tussenkopje het beste boven welke alinea's past.
- Je kunt aangeven welke tekstverbanden er tussen verschillende alinea's bestaan.