Grammatica bwb + bijwoord

Grammatica  herhaling + bwb
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica  herhaling + bwb

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke vijf zinsdelen ken je?
Gebruik de hele naam.

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

De vijf zinsdelen
1. werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden in de zin)
2. onderwerp (wie doet het?)
3. lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp)
4. meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie?)
5. bijwoordelijke bepaling (alles dat overblijft)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Met welke vragen kun je bijwoordelijke bepalingen vinden?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Slide

VWO moet de verschillende soorten bwb's kunnen herkennen. 
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welke stelling over de pv is fout?
A
De pv geeft de tijd van de zin aan
B
Alles voor de pv is één zinsdeel
C
De pv kan een voltooid deelwoord zijn
D
Er staat altijd een pv in een zin

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
De melk is niet te drinken.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je het
lijdend voorwerp?

Slide 15 - Mind map

This item has no instructions

Wat is "een lekkere taart" in deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Benoem het lijdend voorwerp.
Meneer Janssen geeft ons Franse les.
A
Meneer Janssen
B
geeft
C
ons
D
Franse les

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De vlag hangt aan de brug.
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Gistermiddag speelde Yara mooi piano.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Waarom gaf jij mij vanmorgen zomaar een koekje?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Maak een zin met precies drie zinsdelen. Het lijdend voorwerp moet bestaan uit een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions