Zakelijk lezen blok 3.5 kader en +

Zakelijk lezen 3.5
Wat moet je kunnen en kennen aan het eind van deze paragraaf?
Je leert:
- dat je het onderwerp in deelonderwerpen kunt verdelen;
- wat een tussenkop is;
- wat het middenstuk is;
- dat iedere alinea een kernzin heeft;
- wat globaal lezen is
- wat een bron bij een tekst is
- de verschillende tekstdoelen en tekstsoorten
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zakelijk lezen 3.5
Wat moet je kunnen en kennen aan het eind van deze paragraaf?
Je leert:
- dat je het onderwerp in deelonderwerpen kunt verdelen;
- wat een tussenkop is;
- wat het middenstuk is;
- dat iedere alinea een kernzin heeft;
- wat globaal lezen is
- wat een bron bij een tekst is
- de verschillende tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 1 - Slide

Onderwerp
- Het antwoord op de vraag "Waar gaat deze tekst over?" noem je het onderwerp. Je kunt het onderwerp van een tekst bijna in één woord (of in een paar woorden samenvatten).

- Het onderwerp vind je door:
* de titel
* de eerste alinea
* eventueel een foto of tekening bij de tekst
* tussenkopjes en dikgedrukte of onderstreepte woorden


Slide 2 - Slide

Kernzin
De belangrijkste zin van een alinea is de kernzin.
Vaak is het de eerste zin, na deze zin volgt dan een uitleg van de kernzin.
Als het de laatste zin van de alinea is, dan is dit een conclusie of samenvatting van deze alinea.

In de kernzin staan de hoofdzaken, in de rest van de alinea staan bijzaken.

Slide 3 - Slide

Globaal lezen
Stappenplan lezen (2): globaal lezen
Om een tekst goed te begrijpen, moet je weten wat de kernzinnen van een alinea zijn. De kernzinnen kun je vinden door de tekst globaal te lezen. Als je de kernzinnen hebt gevonden weet je wat de hoofdzaken zijn. Je weet dan wat de deelonderwerpen van de tekst zijn. Zo kun je de vragen die bij een tekst horen makkelijker beantwoorden.
Stap 2: globaal lezen
- Lees de tussenkopjes.
- Lees de 1e, 2e en laatste zinnen van alle alinea’s.
- Let op signaalwoorden.
- Noteer de kernzin van de alinea’s.

Slide 4 - Slide

Deelonderwerp
Een hele tekst bestaat uit één onderwerp. In een langere tekst is het hoofdonderwerp opgedeeld in deelonderwerpen. In één of meer alinea's wordt informatie gegeven over het deelonderwerp.
Je komt achter het deelonderwerp door antwoord te geven op de vraag: "Waar gaat dit stukje over?"

Slide 5 - Slide

Hoofdgedachte
Een schrijver schrijft een tekst niet zomaar. Hij wil iets vertellen met zijn tekst. Je noemt dit ook wel de hoofdgedachte van de schrijver. Je kunt de hoofdgedachte vinden als je het onderwerp van de tekst kent. Vraag jezelf dan af: "Wat wil de schrijver mij vertellen over dit onderwerp? "
Het antwoord op deze vraag is de hoofdgedachte.

De hoofdgedachte van een tekst omschrijf je in één zin.

Slide 6 - Slide

Tekstopbouw (inleiding)
Een langer geschreven tekst bestaat vaak uit drie delen:
inleiding, kern (middenstuk) en het slot.
De inleiding bestaat meestal uit één alinea.
De inleiding kan verschillende functies hebben:
- De aandacht van de lezer wordt getrokken
- Het onderwerp wordt aangekondigd.

Slide 7 - Slide

Tekstopbouw (middenstuk, kern)
In het middenstuk lees je meer informatie over het onderwerp. Het middenstuk of kern bestaat vaak uit meerdere alinea's. In iedere alinea lees je iets nieuws over het onderwerp.

Slide 8 - Slide

Tekstopbouw (slot)
Het slot is de afsluiting van de tekst, meestal bestaat deze uit de laatste alinea.
In het slot staat vaak een conclusie of samenvatting.

Slide 9 - Slide

Bron
Bij een tekst (en vaak ook bij een afbeelding) staat wie het heeft geschreven en waar het stuk is gepubliceerd.
Deze vermelding onderaan de tekst of onder de afbeelding noem je de bron.

Slide 10 - Slide

Tekstdoelen en tekstsoorten
Tekstdoel
de schrijver wil
tekstsoorten
informeren
dat je iets te weten komt
artikel in een krant of tijdschrift, nieuwsbericht, schoolboektekst
overtuigen
dat je dezelfde mening krijgt als hij heeft
reactie op een website, een ingezonden brief
waarschuwen
dat je iets niet doet
reclametekst, advertentie, folder
activeren (tot handelen aanzetten)
dat je iets gaat doen
reclametekst, advertentie
instrueren
uitleggen hoe je iets moet doen
gebruiksaanwijzing, recept, handleiding
adviseren
je raad geven
folder (bijv. van de apotheek)
amuseren
je vermaken
verhaal, strip, mop

Slide 11 - Slide