3.9 De grote periode 3 eindquiz

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

P3 Lezen en luisteren

De grote

periode 3-eind- quiz

Hoe we te werk gaan:

Maak groepjes van 2 a 3 personen

Hoe we te werk gaan

elk groepje bedenkt een naam

Hoe we te werk gaan

het winnende groepje verdient eeuwige roem!

Er zijn verschillende tekstsoorten.
Welke 5 weet je nog?

Tekstsoorten

• Informerende tekst (uiteenzetting)
• Activerende tekst 
• Betogende tekst
• Instruerende tekst
• Amuserende tekst

Wat is het doel van een nieuwsbericht?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. Activeren

Wat is het doel van een recensie?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. Activeren

Wat is het doel van een verkiezingsposter?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. Activeren

Wat is het doel van een recept?

1. Informeren
2. Overtuigen
3. Instrueren
4. Activeren

Leesstrategieën

• Verkennend lezen - Je wilt een indruk krijgen van de tekst, wat voor tekstsoort het is. Je bekijkt titel, tussenkopjes en afbeeldingen.
• Globaal lezen - Je wilt de hoofdlijnen weten. Je leest inleiding, slot en kernzinnen.
  
• Intensief lezen - Je wilt de tekst begrijpen. Je leest de tekst helemaal.
  
  
• Gericht / zoekend lezen - Je wilt antwoord op een vraag en zoekt naar een bepaald woord.

Ja of nee. 

1e indruk

antwoorden 

A tot Z

?

Je zoekt een nieuwe telefoon. Je kijkt in het reclameblaadje van de Mediamarkt.
Welke leesstrategie gebruik je?

1. Oriënterend
2. Globaal
3. Intensief
4. Gericht/zoekend

Welke leesstrategie gebruik je?

Je gebruikt een handleiding om een Ikea-kast in elkaar te zetten.

1. Oriënterend
2. Globaal
3. Intensief
4. Gericht/zoekend

Welke leesstrategie gebruik je?

Je leest een tekst die je echt wil begrijpen.

1. Oriënterend
2. Globaal
3. Intensief
4. Gericht/zoekend

Welke leesstrategie gebruik je?

Je ziet een artikel en wilt weten met wat voor soort tekst je te maken hebt en of je het wil gebruiken

1. Oriënterend
2. Globaal
3. Intensief
4. Gericht/zoekend

Welke leesstrategie gebruik je?

Je krijgt een opdracht op papier. Je wilt weten waar de opdracht op hoofdlijnen over gaat.

1. Oriënterend
2. Globaal
3. Intensief
4. Gericht/zoekend

Je ziet een video op YouTube en vraagt je af 'Waar gaat deze video over?'
Wat wil je dan weten?

1. Het onderwerp
2. De hoofdgedachte

Welk antwoord is waar?
De 'hoofdgedachte' van een tekst geeft weer...

1. In welk hoofstuk het te vinden is.
2. Het belangrijkste dat de schrijver wil zeggen over het onderwerp
3. Waar de tekst over gaat
4. De belangrijkste gedachte van de lezer

Wat was het onderwerp van dit filmpje? (1 woord)

Wat was de hoofdgedachte van het filmpje? (1 zin)

Hoofdgedachte: Hoe werk je veilig in het technieklokaal?

Uit welke 3 onderdelen bestaat een goede tekst?

De inleiding is bedoeld om het onderwerp aan te kondigen en de aandacht te trekken

1. Waar
2. Onwaar

In de kern staan alleen hoofdzaken

1. Waar
2. Onwaar

Een samenvatting van het artikel staat in de inleiding

1. Waar
2. Onwaar

In het slot staat vaak een conclusie

1. Waar
2. Onwaar

Tekstverband	Signaalwoorden	Voorbeelden
Tijd	Daarna, later, sinds, tijdens, vervolgens, eerst, terwijl, etc.	Hij ving de bal, terwijl hij viel.
Opsomming	Bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste..., tevens, etc.	We gaan timmeren vandaag. Ook gaan we zagen.
Argumentatie	Daarom, omdat, want, namelijk, aangezien,etc.	Ik ben ziek, want ik heb koorts.
Voorbeeld / Toelichting	Bijvoorbeeld, zo, zoals, onder andere, etc.	Ik hou van Italiaans eten, zoals pizza en pasta.

Noem het tekstverband.

Nog voordat Jaap was uitgesproken gooide Sofie hem een glas water in het gezicht.

1. Tijd
2. Opsomming
3. Argumentatie
4. Voorbeeld/toelichting

Noem het tekstverband.

Natalie gaat lopend naar school, want haar band is lek.

1. Tijd
2. Opsomming
3. Argumentatie
4. Voorbeeld/toelichting

Noem het tekstverband.

Op het rooster staan vandaag vaktheorie en rekenen. Verder hebben we Nederlands en LB.

1. Tijd
2. Opsomming
3. Argumentatie
4. Voorbeeld/toelichting

Noem het tekstverband.

Ik hou van FPS-games, zoals Call of Duty.

1. Tijd
2. Opsomming
3. Argumentatie
4. Voorbeeld/toelichting

Je hebt een gesprek gehad met je baas en zet de belangrijkste punten in een verslag. Wat schrijf je op?

1. Hoofdzaken
2. Bijzaken
3. Allebei

Hoofdzaken geven antwoord op een van de 5 W-vragen.
Noem de 5 W-vragen.

 5 W-vragen

1. Wie

2. Wat

3. Waar

4. Wanneer

5. Waarom / hoe

Welk antwoord is juist?
Om te beoordelen of een tekst betrouwbaar is, let je op...

1. De deskundigheid en onafhankelijkheid van de schrijver / spreker.
2. Of de tekst goed in elkaar zit.
3. Of het een leuke tekst is.
4. Of de inhoud geloofwaardig klinkt.

En nu aan het werk!