Modale werkwoorden Lektion 4

Modalverben
V3
Üben mit
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Modalverben
V3
Üben mit

Slide 1 - Slide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk gevoel iets gebeurt. 
In het Duits zijn dit de woorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 2 - Slide

Vervoegen Modalverben
  1. meervoud vervoeg je zoals altijd.

2 enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang

3 de tweede letter in de enkelvoud verandert 

Slide 3 - Slide

Wat betekent dürfen ?

Slide 4 - Open question

Wat betekent können ?

Slide 5 - Open question

Wat betekent mögen ?

Slide 6 - Open question

Wat betekent möchten ?

Slide 7 - Open question

Er zijn drie regels om de modale werkwoorden goed te vervoegen.
Twee regels voor enkelvoud en een regel voor meervoud.
Welke?

Slide 8 - Open question

De tweede letter verandert zich naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 9 - Quiz

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert zich ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 10 - Quiz

Opdracht 1
Zoek de goede vorm

Slide 11 - Slide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 12 - Quiz

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 13 - Quiz

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 14 - Quiz

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 15 - Quiz

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 16 - Quiz

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 17 - Quiz

Vervoegen Modalverben oef. 3
  1. meervoud vervoeg je zoals altijd.

2 enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang

3 de tweede letter in de enkelvoud verandert 

Slide 18 - Slide

Opdracht 
Vervoeg het modale werkwoord in combinatie met het juiste persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Slide

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen

Slide 20 - Open question

Kann ich kommen?
Diese Woche ................... ..... leider nicht kommen.

Slide 21 - Open question

Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne

Slide 22 - Open question

Darf ich nach Hause? Nein, ......... .............
noch nicht nach Hause.
Die Arbeit ist noch nicht fertig

Slide 23 - Open question

Können wir helfen? Nein, hiermit ................. .............
nicht helfen. Danke.

Slide 24 - Open question

Maak oef. 3 blz. 9
Kijk naar de vt in je tb blz. 64 en maak daarna 
oef. 4 t/m 8 + 10

Slide 25 - Slide

Les 2 Modalverben 

opdracht 1


Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 26 - Slide

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 27 - Drag question

Opdracht 2
Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 28 - Slide

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möchten
möchte
möcht
möchten
möchtet
möchte

Slide 29 - Drag question

Opdracht 3
Corrigeer de fouten

Slide 30 - Slide

Ihr darft euere Bücher nicht vergessen.

Slide 31 - Open question

Ich kanne morgen leider nicht mitgehen.

Slide 32 - Open question

Musst ihr unbedingt in die Stadt gehen?

Slide 33 - Open question

Und ihr, was für Eis magt ihr?


Slide 34 - Open question

Vertaal de volgende zin in het Duits
'graag zouden willen'

Slide 35 - Open question

Maak in je werkboek oef. 7, 9, 10

Slide 36 - Slide