DID LE5 Les 2 Bewegingsvormen

Sl als lesgever;
6. Bewegingsvormen
Algemene methodiek
Vakspecifieke methodiek
Deelmethode - totaalmethode
BHU
Methodisch-didactische hulpmiddelen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DidactiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Sl als lesgever;
6. Bewegingsvormen
Algemene methodiek
Vakspecifieke methodiek
Deelmethode - totaalmethode
BHU
Methodisch-didactische hulpmiddelen

Slide 1 - Slide

Herhaling les 1

Slide 2 - Slide

Deel en Totaal methode
Deel: de bewegingsvorm opdelen in kleine oefeningen en deze eerst aanleren, daarna pas de hele bewegingsvorm. (taart in stukken verdeeld) vb. Eerst leren inspringen en koprollen maken. Later pas naar de salto

Totaal: De bewegingsvorm gelijk in zijn geheel uitvoeren. (hele taart) vb. Gelijk de salto voorover

Slide 3 - Slide

Voordeel Totaal Methode
Nadeel Totaal Methode
Voordeel Deel Methode
Nadeel Deel Methode
Vaak te moeilijk
Direct herkenbaar
Verband onduidelijk
Aan elkaar plakken lastiger
Langere tijd minder interessant
Veel correctiemogelijkheden
Ziet vorderingen beter
Minder blessurekans
Veel inzicht trainer nodig
Twijfelen aan nut

Slide 4 - Drag question

Herhaling les 1

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.
Het drietal is aangepast, het zijn de betere spelers van de groep: ze staan nu in een driehoek opgesteld.

Wordt er gedifferentieerd? Zo ja, hoe dan?
A
Ja, inhoudelijke differentiatie
B
Ja, organisatorische differentiatie
C
Ja, beide vormen van differentiatie
D
Nee, er wordt niet gedifferentieerd

Slide 7 - Quiz

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Het drietal staat ook in een rechte lijn tegenover elkaar: twee aan de ene kant (spelen om de beurt) en één aan de andere kant. Wordt er in deze situatie gedifferentieerd?
A
Ja, de organisatie is niet voor iedereen hetzelfde
B
Nee, ze doen allemaal dezelfde opdracht
C
Ja, want niet iedereen staat precies op 3 meter afstand
D
Weet niet

Slide 8 - Quiz

Een praktijkvoorbeeld.
Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Wordt er in deze situatie gedifferentieerd?
A
Ja
B
Nee
C

Slide 9 - Quiz

Welke vorm van differentiatie
wordt hier toegepast?
A
Inhoudelijke differentiatie
B
Organisatorische differentiatie
C
Beide vormen van differentiatie
D
Er wordt niet gedifferentieerd

Slide 10 - Quiz

Welke vorm van differentiatie
wordt hier toegepast?
A
Inhoudelijke differentiatie
B
Organisatorische differentiatie
C
Beide vormen van differentiatie
D
Er wordt niet gedifferentieerd

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.
Het drietal is aangepast, het zijn de betere spelers van de groep: ze staan nu in een driehoek opgesteld. En spelen in één keer over.
Welke bewegingsvorm is voor het drietal gekozen?
A
Basisvorm
B
Herhalingsvorm
C
Uitbreidingsvorm

Slide 13 - Quiz

leervoorstel = opdracht

Slide 14 - Slide

2
1

Slide 15 - Slide

3

Slide 16 - Slide

4

Slide 17 - Slide

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Wordt er voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk..?
A
Ja
B
Nee
C

Slide 18 - Quiz

De docent introduceert een nieuwe opdracht.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen vanuit een onderhandse aangooi met de onderhandse techniek bij volleybal met een ruime boog naar de ander terugspelen. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Wordt er voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk..?
A
Ja
B
Nee
C

Slide 19 - Quiz

De docent introduceert een nieuwe opdracht. De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen vanuit een onderhandse aangooi met de onderhandse techniek bij volleybal met een ruime boog naar de ander terugspelen. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Na een tijdje wijst de docent twee tweetallen aan die een aangepast opdracht krijgen: probeer een goede teruggespeelde bal niet te vangen maar met de bovenhandse techniek metéén weer terug te spelen.

Wordt er voor alle deelnemers voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk..?
A
Ja
B
Nee, alleen voor die twee tweetallen
C
Nee, voor geen van de tweetallen

Slide 20 - Quiz

De docent introduceert een nieuwe opdracht. De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen vanuit een onderhandse aangooi met de onderhandse techniek bij volleybal met een ruime boog naar de ander terugspelen. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Na een tijdje wijst de docent twee tweetallen aan die een aangepast opdracht krijgen: probeer een goede teruggespeelde bal niet te vangen maar met de bovenhandse techniek metéén weer terug te spelen.

Welke vorm is beschreven voor de twee tweetallen met de aangepaste opdracht..?
A
Basisvorm
B
Herhalingsvorm
C
Uitbreidingsvorm
D
Geen van genoemde vormen

Slide 21 - Quiz

De docent introduceert een volgende opdracht.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen met de bovenhandse techniek bij volleybal in 1x raken / spelen met een ruime boog terug naar de ander. Indien de bal te laag komt mag je met de onderhandse techniek de rally / serie opgang houden. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Stelling 1: er wordt voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk
Stelling 2: er wordt voldaan aan het principe van enkelvoudig naar samengesteld
A
Alleen stelling 1 is waar
B
Alleen stelling 2 is waar
C
Beide zijn waar
D
Beide zijn niet waar

Slide 22 - Quiz

De docent introduceert een volgende opdracht.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen met de bovenhandse techniek bij volleybal in 1x raken / spelen met een ruime boog terug naar de ander. Indien de bal te laag komt mag je met de onderhandse techniek de rally / serie opgang houden. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Welke vorm is bovenstaand beschreven?
A
Basisvorm
B
Herhalingsvorm
C
Uitbreidingsvorm
D
Geen van genoemde vormen

Slide 23 - Quiz