This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1. Periode 2021/2022
Verben N + S + T
haben & sein
Heute, Dienstag den 13. September
Slide 1 - Slide
Planung dieser Stunde
1 Wiederholung "schwache Verben N+S" + "T"
2 Groβbuchstabe + Süβigkeiten (?)
3 Nicht effizient! Endaufgabe!
4 An die Arbeit!
Slide 2 - Slide
1 Wiederholung "schwache Verben"
Kurz wiederholen + extra
Haben + Sein
Slide 3 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden+ uitgang zwakke ww
NL
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij(mv)/u
DE
uitgang
stam
stam + t
stam + t
stam + en
stam + en
stam + en
ge +stam + t/d
N(ormaal) ?
S-klank ?
T-klank ?
Slide 4 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden+ uitgang zwakke ww
NL
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie
zij(mv)/u
DE
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
uitgang
stam
stam + t
stam + t
stam + en
stam + en
stam + en
ge +stam + t/d
N(ormaal)
uitgang = fe
stam + e
stam + st
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en
S-klank
uitgang + fe
stam + e
stam + t
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en
T-klank
uitgang +fe
stam + e
stam + e st
stam + e t
stam + en
stam + e t
stam + en
ge + stam + t ge + stam + t ge+stam+e t
S / Z / X / β D / T
Slide 5 - Slide
Vervoegen
melden (=melden)
mengen (=hutselen/door elkaar schudden/dooreen mengen)
mausen (=stelen/jatten/kapen/gappen)
Iedereen kijkt zijn mail na =>
Opdracht al gemaakt? Kijk wat mijn reactie is.
1 :-) Top! =Nix 2 verzoek om correctie
Opdracht niet gemaakt? NU maken anders om 14.30 uur huiskameruur.
Slide 6 - Slide
Verben "haben" & "sein"
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
+volt.dw
habe
hast
hat
haben
habt
haben
gehabt
bin
bist
ist
sind
seid
sind
gewesen
Als je het uit het hoofd kent, kun je langs komen en opzeggen.
Slide 7 - Slide
2 Groβbuchstabe
Slide 8 - Slide
Hoeveel hoofdletters moet deze tekst hebben?
die schwachen verben
in dieser woche werden wir alle formen der schwachen verben lernen. wenn wir diese drei formen gelernt haben, können wir fast 90% aller verben gut konjungieren (=vervoegen). das macht die deutsche sprache einfacher (=makkelijker).