M1 NE paragraaf 5.7 (week 19)

M1 NE paragraaf 5.7 les 1 en 2
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

M1 NE paragraaf 5.7 les 1 en 2

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kent de woordsoorten van hst 1 t/m 4;
  2. Je ken de woordsoorten persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord;
  3. Je kan het persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord goed gebruiken.

Slide 2 - Slide

Week 20
  • M. Test jezelf 5.7
  • M. 5.7 opdr. 1 t/m 20

Slide 3 - Slide

Planning
Les 1 en 2:  herhalen theorie woordsoorten + uitleg persoonlijk voornaamwoord
lezen boek
Les 3 en 4:  uitleg bezittelijk voornaamwoord. Zelfstandig werken: Test jezelf
M. opdracht 1 t/m 20  
Lezen boek

Slide 4 - Slide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Elk weekend speel ik een voetbalwedstrijd met mijn voetbalteam.

Slide 5 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en zijn vader is onze coach.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
Hij stond vorige week zijn aanwijzingen te schreeuwen naar ons.

Slide 8 - Open question

Persoonlijke
voornaamwoorden
enkelvoud

Slide 9 - Mind map

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 10 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en zijn vader is onze coach.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 13 - Open question

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden?
We zagen jou ook langs het veld dribbelen, of was dat misschien je broer?

Slide 14 - Open question

Welk persoonlijk voornaamwoord kan zowel enkelvoud als meervoud zijn?

Slide 15 - Open question

Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden?
Jullie techniek is zo hetzelfde: ik kan jullie niet uit elkaar houden hoor!

Slide 16 - Open question

Waarnaar kun je verwijzen met een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 17 - Open question

Waarnaar verwijst hij?
Mijn vader is dol op koken. Elke dag staat hij uren in de keuken.

Slide 18 - Open question

Waarnaar verwijst hem?
Mag ik de niettang even, ik heb hem nodig.

Slide 19 - Open question

Persoonlijke
voornaamwoorden
meervoud

Slide 20 - Mind map

M1 NE paragraaf 5.7 Les 3 en 4

Slide 21 - Slide

Planning
Les 1 en 2:  herhalen theorie woordsoorten + uitleg persoonlijk voornaamwoord
lezen boek
Les 3 en 4:  uitleg bezittelijk voornaamwoord. Zelfstandig werken: Test jezelf
M. opdracht 1 t/m 20  
Lezen boek

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 26 - Open question

Waarom is deze uitspraak fout?

Slide 27 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We zagen jou ook langs het veld dribbelen, of was dat misschien je broer?

Slide 28 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
De scheidsrechter was streng en zij liet hem regelmatig haar gele kaarten zien.

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Jullie techniek is zo hetzelfde: ik kan jullie niet uit elkaar houden hoor!

Slide 31 - Open question

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden?
Die gekke buurjongen van mij speelt ook in het team en zijn vader is onze coach.

Slide 32 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Hij stond vorige week zijn aanwijzingen te schreeuwen naar ons.

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide

Wat is hier fout?

Slide 35 - Slide

Woordsoorten voor de toets
  1. lidwoorden
  2. zelfstandig naamwoord
  3. bijvoeglijk naamwoord
  4. voorzetsel
  5. werkwoord
  6. persoonlijk voornaamwoord
  7. bezittelijk voornaamwoord 

Slide 36 - Slide

M. Test jezelf 5.7 grammatica

Slide 37 - Slide

Vervolgstappen na Test jezelf
  • Heb je alle leerdoelen gehaald? Dan maak je opdracht 15, 18 en 20
  • Heb je het leerdoel persoonlijk voornaamwoord niet gehaald? Dan maak je opdracht 4, 5, 6, 7 en 9, 15, 18 en 20
  • Heb je leerdoel bezittelijk voornaamwoord  niet gehaald? Dan maak je opdracht 10, 11, 12, 15, 18 en 20

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link