Unit 5 Solutions Elementary Summary

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Unit 5 - What did we do?

1. Places in a city (vocabulary)

2. Prepositions of place (vocabulary)

3. Comparatives (grammar)

4. Superlatives (grammar)

5. Words about travel that go together (vocabulary)

6. Continents and "cardinal directions" (vocabulary)

7. Asking for directions (speaking/writing)

8. Description of a town (writing)

1. places in a city

Ik weet wat "places in a city" zijn, en/of ik weet hoe ik ze kan leren.

Helemaal mee eens.

Ik weet niet hoe ik ze kan leren.

Ik weet niet wat places in a city zijn.

Helemaal mee oneens, ik wil meer uitleg.

2. prepositions of place:
What is the English word for "tussen"?

1. next to
2. near
3. in between
4. opposite of

2. prepositions of place:
What is the Dutch word for "opposite of"?

1. naast
2. voor
3. achter
4. tegenover

Prepositions of direction

across

over

around

in(to)

through

along

Ik begrijp de "voorzetsels van plekken" en ik kan ze goed gebruiken.

Helemaal mee eens.

Ik kan ze nog niet goed gebruiken.

Ik begrijp ze niet en kan ze niet gebruiken.

Helemaal mee oneens, ik wil hier meer uitleg over.

5. Words about travel that go together.

ticket

school or work or London

train or bus or taxi

train or bus or plane

train or bus or tram

Buy a...

Travel to...

Get on/off a...

Take a...

Catch a...

Ik snap "words about travel that go together" OF ik weet hoe ik het moet leren.

Ik snap het.

Ik weet hoe ik het moet leren.

Ik snap het niet en weet niet hoe ik het moet leren.

6. continents and cardinal directions:
What are cardinal directions?

1. north, east, south, west
2. above and below
3. front, centre, back
4. north and south

N

Drag the wind direction to the correct place  at de compass rose.

East

South

West

Can you name these 7 continents?

Unit 5 - What did we do?

1. Places in a city (vocabulary)

2. Prepositions of place (vocabulary)

3. Comparatives (grammar)

4. Superlatives (grammar)

5. Words about travel that go together (vocabulary)

6. Continents and "cardinal directions" (vocabulary)

7. Asking for directions (speaking/writing)

8. Description of a town (writing)

3. comparatives (grammar)

Denk aan: goed, BETER, best

Think about: good, BETTER, best

1. Today is warmer than yesterday. (signaalwoord THAN)

2. You have a bigger house/garden/kitchen. (before a NOUN)

3. Humans are more intelligent than pigs. ("more" for long words)

And of course the spelling rules...

Comparatives

older

newer

busyer

busier

dryer

drier

biger

bigger

more modern

moderner

old

new

busy

dry

big

modern

4. superlatives (grammar)

Denk aan: goed, beter, BEST

Think about: good, better, BEST

1. Your coffee is the best! (let op "the"!)

2. Buses are the most convenient way of transport. (use "the most" for long words)

And of course the spelling rules...

Superlatives

wettest

smallest

noisyest

noisiest

hottest

hotest

excitingest

most exciting

most important

importantest

wetest

small

noisy

wet

hot

important

exciting

Ik snap comparatives en superlatives.

Ik snap ze allebei.

Ik snap alleen comparatives.

Ik snap alleen superlatives.

Ik wil extra oefenen met beide.

Ik wil extra uitleg want ik snap het niet.

Unit 5 - What did we do?

1. Places in a city (vocabulary)

2. Prepositions of place (vocabulary)

3. Comparatives (grammar)

4. Superlatives (grammar)

5. Words about travel that go together (vocabulary)

6. Continents and "cardinal directions" (vocabulary)

7. Asking for directions (speaking/writing)

8. Description of a town (writing)

7. giving directions in English

Go past the...

Across from the...

Turn left.

Go straight ahead.

Ik snap hoe ik de weg moet wijzen of ik weet hoe ik het kan leren.

Ik snap het!

Ik weet hoe ik het kan leren!

Ik weet niet hoe ik het kan leren.

Ik wil meer uitleg.

Unit 5 - What did we do?

1. Places in a city (vocabulary)

2. Prepositions of place (vocabulary)

3. Comparatives (grammar)

4. Superlatives (grammar)

5. Words about travel that go together (vocabulary)

6. Continents and "cardinal directions" (vocabulary)

7. Asking for directions (speaking/writing)

8. Description of a town (writing)

ZIJN ER NOG VRAGEN?

Vul in bij elk vakje:

(+)      Ik snap het helemaal!

(+/-)   Ik weet hoe ik het moet leren.

(-)       Ik heb meer uitleg nodig.

OF schrijf zelf iets op.