H10 - §10.2 Zwaartekracht en Druk

Welkom in de les
Vandaag:
  • terugblik
  • lesdoelen §10.2
  • instructie §10.2
  • Practicum
  • Maken opgave uit het boek 
  • Afsluiting les

 


§10.2 Zwaartekracht en Druk
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom in de les
Vandaag:
  • terugblik
  • lesdoelen §10.2
  • instructie §10.2
  • Practicum
  • Maken opgave uit het boek 
  • Afsluiting les

 


§10.2 Zwaartekracht en Druk

Slide 1 - Slide

Vragen §10.1

Slide 2 - Slide

Terugblik

Slide 3 - Slide

Opgave 11

Slide 4 - Slide

Opgave 13

Slide 5 - Slide

Opgave 13

Slide 6 - Slide

Opgave 20

Slide 7 - Slide

Opgave 26

Slide 8 - Slide

Opgave 28

Slide 9 - Slide

Opgave 28

Slide 10 - Slide

§10.2 - Je leert ...
  • aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
  • uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
  • het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
  • de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
  • uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
  • voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.

Slide 11 - Slide

Zwaartekracht en druk
Bedenk wat het nut is 
van dit dopje.

Slide 12 - Slide

De wetten van Newton
Wat zijn de eerste 3 wetten van Newton?

Slide 13 - Slide

Moeder der formules
Zwaartekracht = massa  .  aantrekkingskracht




Fz =m  g

Slide 14 - Slide

Zwaartekracht en gewicht
Het gewicht is de kracht van een voorwerp op zijn ondersteuning en wordt uitgedrukt in Newton.

Als het voorwerp ondersteund wordt geldt:
zwaartekracht = gewicht        (Fz = m . g    =    G)
Let op: massa is in kg, gewicht en zwaartekracht in N

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
De cementbak heeft een massa
van 500 kg. Bereken het gewicht dat aan de kabel trekt.

Slide 16 - Slide

Antwoord
Gegeven:  m = 500 kg,  g = 10 N/kg
Gevraagd:   G = ? N
Formule: G = m . g
Berekening: G = 500 . 10 = 5000 N

Antwoord: Het gewicht dat aan de kabel trekt is 5000 N

Slide 17 - Slide

Zwaartepunt
Het punt ten opzichte waarvan de massa van dat object in evenwicht is

Slide 18 - Slide

Zwaartepunt
Waar ligt het zwaartepunt van dit figuur?
1
2

Slide 19 - Slide

Steunvlak
a - situatie is stabiel


Slide 20 - Slide

Steunvlak
a - situatie is stabiel

b- blok valt niet om

Slide 21 - Slide

Steunvlak
a - situatie is stabiel

b- blok valt niet om

c- blok valt om

Slide 22 - Slide

Wat is het grondvlak/ steunpunten van mannetjes?
Waarom valt de rechter man niet om?

Slide 23 - Open question

Hiernaast drie balken die rechtop
staan. Welke balk(en) staat/staan
stabiel?
(Links Midden Rechts)
A
Alleen de linker balk.
B
De linker en de middelste balk.
C
Alle drie de balken.
D
Alleen de rechter balk.

Slide 24 - Quiz

Wat weet je nog
over druk?

Slide 25 - Mind map

Druk in de praktijk: 
Wie van deze twee heeft 
de grootste druk op de 
ondergrond?

Slide 26 - Slide

DRUK
Druk is de kracht die een voorwerp op een bepaald oppervlak uitoefent. 

Slide 27 - Slide

Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. 
De kracht wordt uitgedrukt in Newton.


Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Druk
p=AF
p  AF

Slide 30 - Slide

Even oefenen
Nanja duwt met haar vinger op een ruit. De kracht op de ruit bedraagt 0,68 N. Deze kracht werkt op een oppervlakte van 1,8 cm2 .
Bereken de druk op de ruit.

Slide 31 - Slide

Even oefenen
G: F = 0,68 N,     A = 1,8 cm2 
G: p = ? N/cm2 

F: 

B: 

A: de druk is 0,38 N/cm2 
p=AF
p=1,80,68=0,38

Slide 32 - Slide

Even oefenen
Een baksteen ligt op het strand. De kracht op het zand is 20 N.
De druk onder de baksteen bedraagt 0,011 N/cm2.
Bereken de oppervlakte van de onderkant van de baksteen.

Slide 33 - Slide

Even oefenen
G: F = 20 N,     p = 0,011 N/cm2 
G: A = ? cm2 

F: 

B: 

A: het oppervlak van de steen is 1818 cm2 
p=AF
A=0,01120=1818
A=pF

Slide 34 - Slide

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 35 - Quiz

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 36 - Quiz

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Video

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Druk in de praktijk: 
Wie van deze twee oefent
de grootste druk op de 
ondergrond uit?

Slide 41 - Slide

Olifant
 Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 42 - Slide

Angelina Jolie
 Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0001 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent?
 Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 43 - Slide

Wie o Wie?

Olifant:


Angelina: 
p=AF=250  450.000=50cm2N
p=AF=1  2600=300cm2N

Slide 44 - Slide

Practicum 1
timer
20:00

Slide 45 - Slide

Pak je agenda!
Noteer in het blauwe gedeelte voor de volgende les

  • Lezen §10.2 uit je boek
Maak alle opgaven behalve route ✱



Slide 46 - Slide

Aan de slag!

  • Lezen §10.2 uit je boek

  • Maak alle opgaven behalve route ✱



Zf

Slide 47 - Slide

Wat weet je al???

Slide 48 - Slide

§10.2 - Je kunt ...
  • aangeven dat de zwaartekracht op afstand werkt;
  • uitrekenen hoe groot de zwaartekracht op een voorwerp is;
  • het zwaartepunt (massamiddelpunt) bepalen;
  • de zwaartekracht op een voorwerp tekenen
  • uitleggen hoe druk, kracht en oppervlakte samenhangen;
  • voorbeelden noemen waarbij een grote druk of kleine druk gewenst is.

Slide 49 - Slide

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll