Voorbereiding toets 1

Learning targets:

  • Ik weet hoe de toets eruit ziet
  • Ik kan de grammatica van unit 1 goed toepasen
  • Ik ken de meeste woordjes en zinnen

Programma:

  • 10 min lezen
  • De toets bespreken en opdrachten maken in deze LessonUp
  • Zelf een Kahoot maken met de woorden en zinnen.
  • Via google extra opdrachten zoeken en maken.
  • Woordjes leren via Quizlet of WRTS of op een andere manier. 



1 / 46
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Learning targets:

  • Ik weet hoe de toets eruit ziet
  • Ik kan de grammatica van unit 1 goed toepasen
  • Ik ken de meeste woordjes en zinnen

Programma:

  • 10 min lezen
  • De toets bespreken en opdrachten maken in deze LessonUp
  • Zelf een Kahoot maken met de woorden en zinnen.
  • Via google extra opdrachten zoeken en maken.
  • Woordjes leren via Quizlet of WRTS of op een andere manier. 



Slide 1 - Slide

1. Luisteropdracht
4x een meerkeuze vraag.

Slide 2 - Slide

2. Woordenschat 
8 x vertaal het dikgedrukte woord van Engels naar Nederlands. 

Slide 3 - Slide

3. Woordenschat
8x Vul het juiste woord in de zin. 
Er staan een aantal Nederlandse woorden boven de opdracht en deze moet je in het Engels in de juiste zin zetten. 

Slide 4 - Slide

4. Woordenschat
Welke hoort niet in het rijtje thuis. 
Bijvoorbeeld:
Workbook - Notebook - Diary - Laptop

Slide 5 - Slide

5 Woordenschat
Maak zinnen met de gegeven woorden. 
Bijvoorbeel:
Classroom

Slide 6 - Slide

6 Grammar
The verb to be + Personal and possessive pronouns + Possessive adjectives

De Nederlandse vertaling van de zin staat er boven. Jij moet in de Engelse zin de grammatica invullen. 

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Jen heeft geen scooter, maar ze heeft wel een fiets.
 Jen ______ a scooter, but she ______ a bike.

Slide 8 - Slide

7. Grammatica 
A or An invullen in een text. 

Slide 9 - Slide

8. Expressions
In een tekst schrijf je de expressions op. Ze staan in het Nederlands, jij vult het in het Engels in. 

Slide 10 - Slide

Aanmeldingsformulier invullen
Je vult een Engels formulier in met informatie over een ander persoon. De informatie van dit persoon staat in de opdracht. 
Vanaf opdracht 12 gebruik je de ik-vorm. 

Slide 11 - Slide

Oefenen met de grammatica
Log in deze LessonUp. 

Slide 12 - Slide

A of An?
A
A ugly name
B
An ugly name

Slide 13 - Quiz

A of An?
A
An ear
B
A ear

Slide 14 - Quiz

a of an?
A
a dress
B
an dress

Slide 15 - Quiz

a of an?
A
a brother
B
an brother

Slide 16 - Quiz

A of An?
A
An X-ray
B
A X-ray

Slide 17 - Quiz

A of An?
A
An friend
B
A friend

Slide 18 - Quiz

a of an?
A
a hour
B
an hour

Slide 19 - Quiz

A of An?
A
An bike
B
A bike

Slide 20 - Quiz

A of An?
A
An table
B
A table

Slide 21 - Quiz

A of An?
A
A hour
B
An hour

Slide 22 - Quiz

A of An?
A
A uniform
B
An uniform

Slide 23 - Quiz

A of An?
A
A school
B
An school

Slide 24 - Quiz

A of An?
A
A onion
B
An onion

Slide 25 - Quiz

A of An?
A
A honest man
B
An honest man

Slide 26 - Quiz

A of An?
A
An sweater
B
A sweater

Slide 27 - Quiz

A of An?
A
A donut
B
An donut

Slide 28 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 29 - Slide

possessive pronouns
That's not your book, it's .....
A
me
B
my
C
mine
D
she

Slide 30 - Quiz

Choose the correct possessive pronoun.

_____ teacher is very funny. (onze)
A
our
B
your
C
their
D
its

Slide 31 - Quiz

possessive pronouns
Those books aren't mine, they are ....
A
they
B
their
C
them
D
theirs

Slide 32 - Quiz

Choose the correct possessive pronoun.
_____ favourite colour is blue. (mijn)

A
I
B
me
C
my
D
mine

Slide 33 - Quiz

Possessive pronouns:
This is Amy, she's a friend of ...... .
A
me
B
your
C
mine
D
my

Slide 34 - Quiz

Use the correct possessive pronoun:
Is this ... umbrella?
A
your
B
yours
C
hers
D
them

Slide 35 - Quiz

Personal pronouns

Slide 36 - Slide

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 37 - Quiz

personal pronouns
That is not fair to .... .
A
we
B
us
C
our
D
ours

Slide 38 - Quiz

personal pronouns: Our grandparents visit ...... every week.
A
me
B
ours
C
us
D
our

Slide 39 - Quiz

personal pronouns
You can watch TV with ....... .
A
their
B
they
C
theirs
D
them

Slide 40 - Quiz

A personal pronoun:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 41 - Quiz

personal pronouns
Why don't you talk to .... ?
A
she
B
her
C
hers

Slide 42 - Quiz

Have got

Slide 43 - Slide

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
... Jamie ... (have got) any tatoos?
A
have not got
B
have got
C
has not got
D
has got

Slide 44 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
have not got
B
have got
C
has not got
D
has got

Slide 45 - Quiz

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
hasn't got
B
have got
C
haven't got
D
has got

Slide 46 - Quiz