What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
NT2 A2 woordvolgorde
Woorvolgorde
Leerdoel:
A1 & A2: Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in de Nederlandse zin
A2: Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in een vraagzin
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
NT2
ISK
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woorvolgorde
Leerdoel:
A1 & A2: Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in de Nederlandse zin
A2: Aan het einde van de les begrijp je de woordvolgorde in een vraagzin
Slide 1 - Slide
Wat weet je al over de woordvolgorde in de Nederlandse zin?
Slide 2 - Mind map
Wat gaan we doen?
Groep 1: Blijf zitten voor de uitleg
Groep 2: Begin met de opdrachten
Opdracht 1: Maak het werkblad (help elkaar als dat nodig is)
Kijk ook elkaar na
Opdracht 2: Maak samen vraag zinnen.
Slide 3 - Slide
Waar bestaat een zin uit?
1. onderwerp (ik, jij, hij, zij, U, wij, jullie, zij)
2. werkwoord (lopen, slapen, spelen, leren, betalen...)
3. de rest van de zin
Slide 4 - Slide
Onderwerp
Wie of Wat?
Het onderwerp staat
vooraan
in de zin
Mohammed, Piet, de hond, de leraar, de mensen, de politie, etc.
Mohammed
speelt altijd gitaar.
Slide 5 - Slide
Werkwoord
Het werkwoord is het actiewoord in de zin. Het geeft aan wat er gebeurt of wat de persoon of het ding doet.
Een werkwoord:
1. is een doe-woord
2. eindigt vaak op -en
3. verandert als het onderwerp verandert
Slide 6 - Slide
Rest van de zin
Waar, hoe, wanneer of met wie gebeurt het?
Bijvoorbeeld:
Mohammed voetbalt zaterdags bij Blauw-zwart.
Slide 7 - Slide
De woordvolgorde in een zin
1. Persoon
2. Werkwoord
3. Rest van de zin
Hij
fietst
naar school.
Slide 8 - Slide
De woordvolgorde
1. Persoon Vraagwoord
2. Werkwoord
3.
Waar
4. Extra informatie
ik
woon
in Maastricht
in het centrum
Slide 9 - Slide
Wat is goed?
A
Meisje het eet een appel.
B
Het meisje zij eet een appel.
C
Het meisje eet een appel.
D
Eet een appel het meisje
Slide 10 - Quiz
Wat is goed?
A
Ik eet soep in de keuken.
B
Eet in de keuken soep ik.
C
In de keuken ik eet soep.
D
Soep ik eet in de keuken.
Slide 11 - Quiz
Wat is goed?
A
Hij zijn haar wast.
B
Hij wast zijn haar
C
Haar wast hij zijn.
D
Haar wast zijn hij.
Slide 12 - Quiz
1
2
3
4
Meltem
leest
een boek
.
Slide 13 - Drag question
Zet in de goede volgorde:
Voorschoten-in-Moniek-speelt-hockey
Slide 14 - Open question
More lessons like this
De woordvolgorde in de Nederlandse Taal
February 2024
- Lesson with
30 slides
NT2
ISK
Woordvolgorde (les 29 okt)
February 2025
- Lesson with
36 slides
NT2
ISK
De woordvolgorde in de Nederlandse (basis)
January 2024
- Lesson with
17 slides
NT2
ISK
Woordvolgorde zin en vraag
February 2024
- Lesson with
12 slides
6/9 De woordvolgorde in de Nederlandse Taal
March 2025
- Lesson with
31 slides
NT2
ISK
5/9 De woordvolgorde in de Nederlandse Taal
November 2024
- Lesson with
34 slides
NT2
ISK
NT2 A2 woordvolgorde, tijd plaats, vraagzinnen
March 2024
- Lesson with
36 slides
NT2
ISK
Woordvolgorde in hoofdzin
February 2024
- Lesson with
51 slides
NT2
Hoger onderwijs