In spreektaal gebruik je vaak 'On' Let op: on betekent ook men.
Geschreven taal: nous
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Ezelsbrug -> ww -er
je parle, tu parles, il parle, nous parlons, vous parlez, ils parlent
een eskimo eet onsezeltje enthousiast
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Passé composé
Voltooid verleden tijd
J'ai mangé des frites, le dimanche.
Il a joué au hockey le samedi matin.
Slide 8 - Slide
Passé composé (Chapitre 5D)
De passé composé (de verleden tijd) bestaat uit 2 delen:
1) Het hulpwerkwoord (een vorm van avoir)
2) Het voltooid deelwoord (hele ww -er +é)
Bv: J'ai cherché - Tu as parlé - Nous avons visité - Ils ont dansé
Slide 9 - Slide
Passé composé (Chapitre 5D)
Onderdeel 2:
het voltooid deelwoord
Stappenplan:
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal "-er" er af
3. Plak "é" er aan
Voorbeelden:
1. danser 1. visiter
2. dans 2. visit
3. dansé 3. visité
1. parler 1. regarder
2. parl 2. regard
3. parlé 3. regardé
Maken opdracht 16a, b, d blz 22
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Les devoirs HW
mardi 5 mars: Kwizl ho 3
Meenemen Grandes Lignes boek B, Snelhechter
Slide 12 - Slide
Hapara
Zelfstandig werken met oortjes in.
Bekijk op Hapara: oefenen met bezittelijk voornaamwoord.
Ga daarna naar hoofdstuk 3 Grandes Lignes online:
Slim stampen Grammaire H
Slide 13 - Slide
Delf opdracht
Zoek op internet een thema park in Frankrijk.
Op A4, gebruik internet
Komt in je Delf dossier achter production écrite.
- Schrijf in 10 Nederlandse zinnen wat je hier kunt doen, waar het ligt in Frankrijk, hoe je er kunt komen, welke attracties er zijn, hoe het park heet etc.
- Schrijf 10 franse woorden op die met het themapark te maken hebben. Zet het juiste lidwoord erbij. Zoek dit op in een online woordenboek.