What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Voltooide tijd
Voltooide tijd
Thema Straatcultuur
Grammatica
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute VL
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voltooide tijd
Thema Straatcultuur
Grammatica
Slide 1 - Slide
🎯 LESDOEL
Ik herken het hulpwerkwoord hebben of zijn.
Ik kan de goede vorm van de voltooide tijd invullen.
Ik kan zinnen maken in de voltooide tijd (A2).
Waar gaat deze les over?
Vandaag leer je hoe je vertelt wat er is gebeurd.
Bijvoorbeeld: Hij heeft op straat geskatet.
Of: Zij is naar huis gegaan.
Slide 2 - Slide
Tip
Ik heb tv gekeken.
Ik ben naar de stad gegaan.
Wat heb jij dit weekend gedaan?
Slide 3 - Mind map
Wat is de voltooide tijd?
De voltooide tijd vertelt wat er is gebeurd.
Je gebruikt:
hebben of zijn
+
het voltooid deelwoord (de vorm van het werkwoord die meestal eindigt op -d of -t)
Slide 4 - Slide
Regelmatige werkwoorden
Deze werkwoorden eindigen in het voltooid deelwoord op -
d
of -
t
.
Je maakt deze vorm met:
ge + stam + d/t
Eindigt de stam op een van de letters uit 't kofschip (t, k, f, s, ch, p)?
Dan eindigt het voltooid deelwoord op -
t.
Anders op -
d
.
Bijvoorbeeld:
maken → stam = maak → eindigt op k → gemaakt
werken → stam = werk → eindigt op k → gewerkt
Slide 5 - Slide
Onregelmatige werkwoorden
Deze werkwoorden veranderen vaak van klank én hebben een onregelmatige vorm.
Je moet deze uit je hoofd leren.
Hij
is
naar huis
gegaan
.
Zij
heeft
de jongen
gezien
.
Zij
is
op straat
gevallen
.
gaan - gegaan
zien - gezien
komen - gekomen
doen - gedaan
vallen - gevallen
Slide 6 - Slide
bellen - gebeld:
A
regelmatig
B
onregelmatig
Slide 7 - Quiz
lopen - gelopen
A
regelmatig
B
onregelmatig
Slide 8 - Quiz
werken - gewerkt
A
regelmatig
B
onregelmatig
Slide 9 - Quiz
doen - gedaan
A
regelmatig
B
onregelmatig
Slide 10 - Quiz
wachten - gewacht
A
regelmatig
B
onregelmatig
Slide 11 - Quiz
Maak de zinnen af:
Boas heeft lang ______________ (wachten).
Jan heeft de jongeren ______________ (zien).
Annemarie is hard ______________ (vallen).
Ze heeft haar bril weer ______________ (pakken).
De jongen is snel ______________ (weglopen).
A2
Lees de situatie. Schrijf per situatie een zin in de voltooide tijd wat hij / zij gedaan heeft.
Voorbeeld: Boas is naar huis gegaan.
- Situatie 1: Boas liep naar het park. Daar stond een groep jongens.
- Situatie 2: Jan kwam bij zijn auto. Zijn ruitenwissers waren kapot.
- Situatie 3: Annemarie kreeg een duw. Haar bril en telefoon vielen op de grond.
Slide 12 - Slide
Wat heb je geleerd over de voltooide tijd?
Slide 13 - Mind map
Kun je twee hulpwerkwoorden noemen?
Slide 14 - Open question
More lessons like this
Voorkennis
11 days ago
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
werkwoordspelling
9 days ago
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Perfectum Werkwoorden Voor Beginners
May 2023
- Lesson with
15 slides
NT2
Kleuteronderwijs
Werkwoordspelling
June 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les1
March 2023
- Lesson with
12 slides
Engels
Secundair onderwijs
Les 22 21 februari 2025
March 2025
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Secondary Education
Werkwoordspelling
September 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zaterdag 18 mei 2024 - herhaling spelling en werkwoordspelling
21 days ago
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Secondary Education