Woensdag 1-11

                   Goedemorgen!
Leg de tablets van je groepje in het midden van het groepje.
Spelling les 6 afmaken: Floor, Amber, Kim, Rohan, Teddy, Thom en Timothy. 

Verbeter je werk, als je dit teruggekregen hebt. 
Werk daarna aan je weektaak. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ICT-basisvaardighedenBasisschoolGroep 6

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

                   Goedemorgen!
Leg de tablets van je groepje in het midden van het groepje.
Spelling les 6 afmaken: Floor, Amber, Kim, Rohan, Teddy, Thom en Timothy. 

Verbeter je werk, als je dit teruggekregen hebt. 
Werk daarna aan je weektaak. 

Slide 1 - Slide

Godsdienst

Slide 2 - Slide

Rekenen
Blok 2 les 16
Doel: Ik kan sommen kolomsgewijs optellen. 

Slide 3 - Slide

Vraag & Ruil
1. Schrijf een som ( + - x : ) op . 
2. Schrijf het antwoord op de achterkant.  
3. Sta op - Hand omhoog - Tweetal 
4. A vraagt zijn som aan B, B antwoord. 
5. A geeft feedback (goed of fout?) en daarna omwisselen.
6. Wissel je kaartje, bedank elkaar.
7. Hand omhoog - tweetal 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Maak les 16
Doel: Ik kan sommen kolomsgewijs optellen. 

En maak 1x het plusje.

Klaar?
- Toetsles 15 verbeteren
- Weektaak
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Wat heb ik geleerd? 

Slide 8 - Slide

Spelling
Blok 3 les 7 (dictee)
Doel: Ik kan woorden met de c (klank /k/ of /s/) goed spellen.

Slide 9 - Slide

werk afmaken
Spelling les 6: Timothy
Rekenen les 16: Anouk, Mathijs, Odette, Teddy, Timothy
Taal les 3: Teddy, Mathijs
Taal les 4: Anouk, Rohan

Slide 10 - Slide

Wat heb ik geleerd? 

Slide 11 - Slide

Taal
Thema 5 les 3 en les 4
Doelen:
Ik ken de betekenis van de woorden. 
Ik kan de persoonsvorm herkennen en benoemen.

Slide 12 - Slide

Bestuderen: ergens goed naar kijken zodat je er wat van kunt leren.

Het project
: een opdracht waar je langere tijd mee bezig bent.

Het schema
: een overzicht waaruit je gemakkelijk informatie kunt halen.

Het spreekwoord
: een zin met een vaste, figuurlijke betekenis. Vaak bevat een spreekwoord een wijze les. Bijvoorbeeld: Spreken is zilver, zwijgen is goud.

Het taalgebruik
: hoe je praat en schrijft, bijvoorbeeld welke woorden je gebruikt.

Het werkstuk
: een stuk tekst met plaatjes over een onderwerp. Een werkstuk maak je vaak als opdracht voor school.

Omcirkelen
: een cirkel om iets heen zetten.

Omschrijven
: met woorden iets beschrijven, bijvoorbeeld een woord omschrijven.

Overtuigen
: proberen om iemand van gedachten te veranderen.

Schuingedrukt
: letters die niet recht staan, zijn schuingedrukt.

Spieken
: stiekem kijken wat iemand anders als antwoord heeft ingevuld bij bijvoorbeeld een toets.
Vetgedrukt
: dikke letters zijn vetgedrukt.

Slide 13 - Slide

Persoonsvorm vinden?

Ik ga op de fiets naar school.


Slide 14 - Slide

Toen-proef
Om te bepalen of een zin in de tegenwoordige tijd of de verleden tijd staat. 

Ik ga op de fiets naar school.         Ik ging op de fiets naar school. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Maak les 3 (1 t/m 4)  en les 4
Doelen:
Ik ken de betekenis van de woorden. 
Ik kan de persoonsvorm herkennen en benoemen. 

Maak 1x het plusje na les 4!

Klaar?
- Rekenen afmaken
- Weektaak 
timer
1:00

Slide 17 - Slide

Wat heb ik geleerd? 

Slide 18 - Slide

Schrijven
Les 17
Doel: Ik schrijf de bovenlussen even hoog. 

Slide 19 - Slide

Maak les 17
Doel: Ik schrijf de bovenlussen even hoog. 

Succescriteria schrijfhouding:


timer
1:00
Klaar?
- Werk afmaken
- Geluksgetal
- Weektaak

Slide 20 - Slide

?????
Spelling les 6: Floor, Amber, Kim, Rohan, Teddy, Thom en Timothy. 
Af? 

Slide 21 - Slide

Wat is vandaag blijven plakken?
Wat heb ik geleerd? 

Slide 22 - Slide