basis grammatica lesson 2 unit 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

       Welcome to English

Hoe werken we via teams?

- camera aan (camera uit = niet aanwezig, dus spijbelen!)

- geluid uit

- vragen stellen via chat of 'handje omhoog'. Wacht met je microfoon aanzetten tot ik je naam noem!

- twijfel niet als je iets wilt vragen!

  =  VERLEDEN TIJD

Maak een korte Nederlandse zin in de verleden tijd.

I (walk) to school yesterday.
He (cook) the meal last week.
He (peel) the apple this morning.
They (open) their house last year.

She (cry) all day yesterday.
They (play) football last week.
We (lunch) in a restaurant yesterday.
We (live) abroad last year.

Past  Simple  

onregelmatige werkwoorden

Er zijn ook onregelmatige werkwoorden net als in het Nederlands (ik loop, ik liep; ik steel, ik stal; etc.).

In het Engels krijgen die géén –ed, ze hebben een andere verleden tijd!

Achter in je boek (blz 243) staan de onregelmatige werkwoorden. Deze hoef je niet allemaal te kennen..

Deze moet je wel kennen en van buiten leren:

Je kunt deze oefenen in Quizlet!

Welke is de goede zin als je deze zin vragend (?) maakt?
I liked this lesson.

1. Liked I this lesson?
2. Do I like this lesson?
3. Did I like this lesson?
4. Did I liked this lesson?

Welke is de goede zin als je deze zin vragend (?) maakt?
He loved his wife.

1. Did he love his wife?
2. Did he loves his wife?
3. Does he loves his wife?
4. Does he love his wife?

Welke is de goede zin als je deze zin vragend (?) maakt?
They used rocks for the castle.

1. Do they used rocks for the castle?
2. Used they rocks for the castle?
3. Did they used rocks for the castle?
4. Did they use rocks for the castle?

Welke is de goede zin als je deze zin ontkennend (-) maakt?
I liked this lesson.

1. I don't liked this lesson.
2. I didn't liked this lesson.
3. I didn't like this lesson.
4. I don't like this lesson.

Welke is de goede zin als je deze zin ontkennend (-) maakt?
He loved his wife.

1. He doesn't love his wife.
2. He didn't loves his wife.
3. He lovedn't his wife.
4. He didn't love his wife.

Welke is de goede zin als je deze zin ontkennend (-) maakt?
They used rocks for the castle.

1. They usedn't rocks for the castle.
2. They didn't use rocks for the castle.
3. They didn't used rocks for the castle.
4. They don't use rocks for the castle.

Huiswerk voor donderdag

Maak van Lesson 2, Unit 2 de opdrachten 5-6-7-8

(bld. 52-53)

To be

Neem deze tabel over in je schrift!

Sleep naar de goede plaats

My brother ........... reading a book yesterday.

My father and I ......... very sick after dinner last week.

was

were

Neem deze tabel over in je schrift!

Maak ontkennend (-) in past simple (verleden tijd):
I (to be) in the market yesterday.

1. I am not in the market yesterday.
2. I was in the market yesterday.
3. I didn't was in the market yesterday.
4. I wasn't in the market yesterday.

Maak ontkennend (-) in past simple (verleden tijd):
They (to be) in time this morning.

1. They wasn't in time this morning.
2. They didn't were in time this morning.
3. They weren't in time this morning.
4. They aren't in time this morning.

Maak vragend (?) in past simple (verleden tijd):
The cat (to be) in its basket.

1. Is the cat in its basket?
2. The cat was in its basket?
3. Was the cat in its basket?
4. Were the cat in its basket?

Maak vragend (?) in past simple (verleden tijd):
The boys (to be) playing football.

1. Was the boys playing football?
2. Were the boys playing football?
3. Did the boys were playing football?
4. Played the boys football?

Zet in de verleden tijd (past simple), gebruik de goede vorm van to be:
(-) My parents (to be) at the right spot.
(?) The girl (to be) late at school yesterday.
(-) I (to be) lonesome last week.
(?) We (to be) lost last holiday.

Je vindt de link naar de oefeningen ook in magister/studiewijzers: oefeningen Who am I?

Als je wilt aangeven dat iemand iets bezit, of dat iets bij iemand hoort, gebruik je ’s of ‘

1. ’s zet je achter een persoon of dier in het enkelvoud, en achter namen:
                 - Charles’s house   Het huis van Charles (Charles = naam)
   
           - the dog’s bone     Het bot van de hond (hond = enkelvoud)
   
2.   '  zet je achter een meervoudsvorm die eindigt op een -s (twee of meer mensen of dieren):

               - my brothers’ room   De kamer van mijn broers (broers = meervoud)

               - my parents’ careers  De carrières van mijn ouders (ouders = meervoud)

Voorbeeld: The shoe of Tom: Tom's shoe.
The appartment of Sheila:
The car of my parents:
The toy of the cat:
The footbal of the boys:

Voorbeeld: The shoe of Tom: Tom's shoe.
The birthday of my friend.
The house of Charles.
The room of my brothers.
The bone of the dog.

Voorbeeld: The shoe of Tom: Tom's shoe.
The boyfriend of my sister.
The presents of Derek.
The zoo of the animals.
The hair of the brooms.