De evolutietheorie

De evolutietheorie

Geeft uitleg over het ontstaan en ontwikkelen van de organismen op aarde. 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

De evolutietheorie

Geeft uitleg over het ontstaan en ontwikkelen van de organismen op aarde. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Charles Darwin
Natural Selection (= Natuurlijke selectie)
Nakomelingen zijn allemaal een beetje anders (er is genetische variatie).
De natuurlijke omgeving maakt het voor sommige organismen van een soort gemakkelijker 
om te overleven en voort te planten. 
  • Struggle for life (= Strijd om het bestaan)
  • Survival of the fittest (= Overleving van de best aangepaste)

Slide 10 - Slide

Hoe zat dat ook alweer? Veranderingen in genotypen = het ontstaan van genetische variatie
Nieuw genotypen ontstaan bij:
  • Geslachtelijke voortplanting
  • Mutaties

Nieuwe fenotypen komen tot stand door:
  • Het genotype
  • Invloeden uit het milieu

Slide 11 - Slide

Natuurlijke selectie: Struggle for life
  • Snelle populatiegroei in combinatie met beperkte voorzieningen leidt tot een strijd om voorzieningen.
  • Tussen individuen in een populatie is er competitie voor voedsel, ruimte en voortplantingspartners 


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Natuurlijke selectie
Survival of the fittest
Fitness = Hoeveel nakomelingen een organisme krijgt in verhouding tot 
andere individuen.

  • Betere eigenschappen voor het milieu --> grotere overlevingskans

  • Gunstig genotype ---> Veel nakomelingen blijven in leven en planten
       zich voort.

Slide 15 - Slide

Natuurlijke selectie
Survival of the fittest
Soorten veranderen als door natuurlijke selectie organismen met een  nieuwe, afwijkende vorm blijven voortbestaan en organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.

Slide 16 - Slide

Het ontstaan van nieuwe soorten
1. Een groep raakt geïsoleerd (gescheiden van de rest van de soort).

2. Beide groepen ontwikkelen in verschillende milieus.

3. Na miljoenen jaren zijn er zo veel verschillen ontstaan dat organismen van de twee groepen na voortplanting geen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen. Er zijn twee soorten ontstaan. 

Slide 17 - Slide

Charles Darwin
Genetische variatie
Door mutaties ontstaat genetische variatie binnen de populatie. 

Struggle for life (= Strijd om het bestaan)
Elke generatie moet een strijd leveren om te kunnen overleven omdat de bronnen beperkt zijn, 
bijvoorbeeld voedsel.

Natural Selection (= Natuurlijke selectie)
Nakomelingen zijn allemaal een beetje anders (er is genetische variatie).
De natuurlijke omgeving maakt het voor sommige organismen van een soort gemakkelijker om te 
overleven en voort te planten. Sommige individuen zijn beter aangepast aan de omgeving.

Survival of the fittest (= Overleving van de best aangepaste)
Degene met de best aangepaste eigenschappen heeft de grootste kans om te overleven en zich voort te 
planten. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Aan de slag

Maak van Basisstof 4 opdrachten 1-9 en begrippenlijst.
  

Slide 20 - Slide

Waar ging Darwin naartoe op reis?
A
Zuid-Afrika
B
Zuid-Amerika
C
Zuid-Azie
D
Zuid-Europa

Slide 21 - Quiz

Hoe heette het schip waarmee Darwin over de wereldzeeën voer?
A
The Origin of Species
B
H.M.S. Beagle
C
The Galapagos
D
Lamarck

Slide 22 - Quiz

De eilanden groep waar Darwin zijn vinken aantrof heet
A
De Canarische eilanden
B
Hawaii
C
Galapagos eilanden
D
Papua Nieuw Guinea

Slide 23 - Quiz

Wat concludeerde Charles Darwin uit de snavels van de vinken op de Galapagoseilanden?
A
Dat er op elk eiland verschillende soorten leefden
B
Dat de galapagosvinken heel veel verschillend voedsel aten
C
Dat verschillend voedselaanbod op elk eiland leidde tot een andere vorm van de snavel
D
Dat er veel uitwisseling was van vogels tussen de eilanden

Slide 24 - Quiz

Darwin had het over 'natuurlijke selectie'
Wat is dat?
A
Dat de natuur de selectie maakt.
B
Dat de sterkste organismen overleven.
C
Dat de organismen die het best zijn aangepast, de meeste nakomelingen krijgen .
D
Dat selectie altijd natuurlijk verloopt.

Slide 25 - Quiz

Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?
A
hoe goed je kan overleven
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent

Slide 26 - Quiz

Organismen behoren tot dezelfde soort ....
A
Als ze op elkaar lijken
B
Als ze zich onderling kunnen voortplanten
C
Als ze op elkaar lijken en zich onderling kunnen voortplanten
D
Als ze zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Slide 27 - Quiz