Oefenen beeldspraak en stijlfiguren H1+H2

• Nederlands
• Middelbare school
• Leerjaar 3

Beeldspraak & stijlfiguren

Wat is het verschil tussen beeldspraak en stijlfiguren?

1. Beeldspraak maakt een tekst aantrekkelijker en met een stijlfiguur kun je iets benadrukken
2. Met beeldspraak benadruk je iets in een tekst en met stijlfiguren maak je een tekst aantrekkelijker
3. Beeldspraak en stijlfiguren zijn hebben hetzelfde doel.

Beeldspraak is altijd figuurlijk.

1. WAAR
2. NIET WAAR

Een woord, zinsdeel of hele zin wordt een paar keer herhaald.

Hele sterke overdrijving.

Leven en dood worden bijv. gecombineerd, zodat ze meer opvallen.

Woorden worden opgesomd.

Ernstige of grote zaken worden als minder ernstig of minder groot voorgesteld.

Een verzachtende of verbloemende uitdrukking die gebruikt wordt in plaats van iets wat ruw of kwetsend gevoeld kan worden.

Opsomming

Herhaling

Hyperbool

Understatement

Eufemisme

Tegenstelling

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Zij is het derde wiel aan de wagen

'Zij is het derde wiel aan de wagen'

Welke vorm van beeldspraak?

1. Personificatie
2. Understatement
3. Vergelijking
4. Metafoor

Het lijkt alsof het een beetje heeft geregend.

'Het lijkt of het een beetje heeft geregend.'

Welke vorm herken je?

1. Understatement
2. Hyperbool
3. Eufemisme
4. Vergelijking

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

'Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht'

Welke vorm van beeldspraak/ stijlfiguren?

1. Hyperbool
2. Eufemisme
3. Understatement
4. metafoor

Welke vorm van beeldspraak herken je? 'De samenleving is ziek.'

1. metafoor
2. personificatie
3. vergelijking

Je wordt doodgegooid met informatie over verkiezingen

1. Hyperbool
2. Eufemisme
3. Understatement
4. Vergelijking

Zij werkt daar als interieur-
verzorgster

1. Hyperbool
2. Eufemisme
3. Understatement
4. Metafoor

Zij steunden elkaar door dik en dun

1. Opsomming
2. Herhaling
3. Tegenstelling
4. Climax

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje

1. Herhaling
2. Opsomming
3. Tegenstelling
4. Eufemisme

Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht

1. opsomming
2. tegenstelling
3. hyperbool
4. understatement

Hij was furieus, nee woest, nee hij was een beetje boos.

1. Climax
2. Opsomming
3. Omgekeerde climax
4. Herhaling