§3.3 Faseovergangen

§3.3 Faseovergangen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§3.3 Faseovergangen

Slide 1 - Slide

Deze les:
- Uitleg §3.3 en 3.5
- Maken opdrachten §3.3 en 3.5
Na deze les:
- Ken je de drie fasen waarin een stof kan voorkomen.
- Ken je de zes faseovergangen.
- Kun je uit een fasediagram bepalen in welke fase een stof zit.
- Je herkent vaste fase, vloeibare fase en gasfase aan de manier waarop de moleculen bewegen en hoe dicht ze op elkaar zitten.

Slide 2 - Slide

Fasen (toestand)
- De soort stof verandert niet.

Slide 3 - Slide

Fasen
Vaste fase                          Vloeibare fase                        Gasvormige fase
- Eigen vorm                      - Geen eigen vorm                - Geen eigen vorm
- Eigen volume                 - Wel eigen volume               - Geen eigen volume
- Vb. ijs                                 - Vb. water                                 - Vb. waterdamp

Slide 4 - Slide

Faseovergangen (blz. 85)

Slide 5 - Slide

Fasen
Vast: (s)
Vloeibaar : (l)
Gas: (g)

Wat is het verschil tussen
water (l) en water (s)?

Slide 6 - Slide

Fasedriehoek

Slide 7 - Slide

Faseovergangen
Smeltpunt = de temperatuur waarbij een stof van de vaste fase naar de vloeibare fase gaat.

Kookpunt = de temperatuur waarbij een stof van de vloeibare fase naar de gasvormige fase gaat.


Slide 8 - Slide

Wat is het kookpunt van water?

Slide 9 - Open question

Wat is het smeltpunt van water?

Slide 10 - Open question

Fasediagram stikstof
Smeltpunt stikstof = -210 oC
Kookpunt stikstof = -196 oC

In welke fase bevindt stikstof zich bij 20 oC?
In welke fase bevindt stikstof zich bij -200 oC?

Slide 11 - Slide

In welke fase bevindt stikstof zich bij 20 graden Celsius?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig

Slide 12 - Quiz

In welke fase bevindt stikstof zich bij -200 graden Celsius?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig

Slide 13 - Quiz

Volgende les 
Huiswerk:
- Maken opdrachten (Havo)
• 3.3: A36, B38, B39, B40, B41, B42, C44, C46
• 3.5: A65, B69 t/m C74, C76
(Mavo)
• 3.3: A34 t/m C53
• 3.5: B70 t/m 79

Slide 14 - Slide

Op de afbeelding zie je de kringloop van water.
Welke fase heeft het water bij nummer 1?
A
vloeibare fase
B
vaste fase
C
gasfase

Slide 15 - Quiz

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke fase heeft het water bij nummer 5?
A
vloeibare fase
B
vaste fase
C
gasfase

Slide 16 - Quiz

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
In welke fase is het water bij nummer 2?
A
Vloeibare fase
B
Vaste fase
C
Gasfase

Slide 17 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 18 - Quiz

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 19 - Quiz

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen

Slide 20 - Quiz


Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 21 - Quiz

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen

Slide 22 - Quiz

Zie de grafiek. Welke
faseovergang vindt
hier plaats?
A
Stollen
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Smelten

Slide 23 - Quiz

De faseovergang van vast naar vloeibaar noemen we
A
smelten
B
stollen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 24 - Quiz

de faseovergang tussen vloeibaar naar gasvormig water is
A
sublimeren
B
koken
C
verdampen
D
condenseren

Slide 25 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van vloeibaar water naar waterdamp?
A
Smelten
B
Stollen
C
Condenseren
D
Verdampen

Slide 26 - Quiz

Welke faseovergang hoort bij deze zin:
We krijgen een witte kerst.
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Stollen

Slide 27 - Quiz

Hoe heet de faseovergang van gas naar vast?
A
sublimeren
B
rijpen
C
stollen
D
condenseren

Slide 28 - Quiz

de faseovergang van gas naar vast heet:
A
sublimeren
B
rijpen
C
stollen
D
condenseren

Slide 29 - Quiz

De faseovergang van gas naar vloeibaar noemen we
A
verdampen
B
rijpen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 30 - Quiz

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 31 - Quiz

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen

Slide 32 - Quiz

De was droogt ook als het vriest.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
sublimeren

Slide 33 - Quiz