H4.3Tekstverbanden en signaalwoorden

Welkom!
Planning:
-lezen
-herhaling theorie
- quiz tekstverbanden en signaalwoorden
- twee nieuwe tekstverbanden (oorzaak/middel, voorwaardelijk)
- Aan de slag met de weektaak

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Planning:
-lezen
-herhaling theorie
- quiz tekstverbanden en signaalwoorden
- twee nieuwe tekstverbanden (oorzaak/middel, voorwaardelijk)
- Aan de slag met de weektaak

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
- Ik weet wat een tekstverband is.
- Ik weet wat signaalwoorden zijn.
- Ik kan signaalwoorden koppelen aan de juiste tekstverbanden.
- ik leer twee nieuwe tekstverbanden: voorwaardelijk en middel/doel

Slide 2 - Slide

herhaling: De hoofdgedachte vind je:
A
In de inleiding of de kern
B
In de inleiding of het slot
C
In de kern of het slot
D
In de laatste zin

Slide 3 - Quiz

De hoofdgedachte geeft antwoord op de volgende vraag:
A
Wat is het belangrijkste dat over het onderwerp wordt gezegd?
B
Wat is de mening van de schrijver?
C
Wat is de kernzin?
D
Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 4 - Quiz


WatWaWa
Wat is een tekstverband eigenlijk? Zoek het beste antwoord.
A
Je legt verband tussen zinnen en alinea's
B
Je legt verband tussen alinea's
C
Je legt verband tussen twee teksten
D
Je verbindt signaalwoorden met elkaar.

Slide 5 - Quiz

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 6 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 7 - Slide

SOORTEN TEKSTVERBANDEN

- tijdsvolgorde

- opsommend verband

- tegenstellend verband

- uitleggend verband

- concluderend verband

- redengevend verband

- oorzaak en gevolg

- vergelijkend verband

-samenvattend verband

Slide 8 - Slide

Welke signaalwoorden horen bij redengevend tekstverband?
A
om te, opdat, daarmee, waaremee
B
echter, maar, toch, daarentegen
C
doordat, daardoor, zodat, waardoor
D
want, omdat, daarom, immers

Slide 9 - Quiz

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
A
uitleggend verband
B
tijdsvolgorde
C
opsommend verband

Slide 10 - Quiz

Zij moet eerst haar zere oor aan de dokter laten zien, daarna mag ze een pijnstiller innemen.
A
tijdsvolgorde
B
Opsommend
C
Tegenstellend

Slide 11 - Quiz

Mevrouw Verschoor geniet van goede muziek, een drankje en verder is zij een filmliefhebber.
A
Tegenstellend
B
Opsomming
C
tijdsvolgorde

Slide 12 - Quiz

Een concluderend tekstverband herken je aan het signaalwoord...
A
al met al
B
daarentegen
C
nadat
D
bovendien

Slide 13 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden
oorzaak-gevolg
middel-doel
reden
tegen-stelling
voorbeeld
doordat
want
Zo
daarmee
namelijk
echter
zodat
om te...
bijvoorbeeld

Slide 14 - Drag question

nieuw: tekstverband middel-doel
Dit verband geeft aan dat je iets wilt bereiken (doel) en wat je daar voor nodig hebt (middel).
Signaalwoorden: om te, met als doel, waarmee, daarmee
Voorbeeld: 
Om warm te blijven (doel), doe ik een muts op (middel).

Slide 15 - Slide

nieuw: voorwaardelijk tekstverband

Een voorwaardelijk tekstverband geeft aan dat iets pas gebeurt als er aan een voowaarde wordt voldaan.

Voorbeeld: Als je nu vertrekt (voorwaarde), haal je de bus nog. 


Slide 16 - Slide

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
uitleggend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband

Slide 17 - Quiz

Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.
A
opsommend tekstverband
B
vergelijkend tekstverband
C
tegenstellend tekstverband
D
concluderend tekstverband

Slide 18 - Quiz


De weg is spiegelglad. Daardoor gaan veel fietsers onderuit.
A
vergelijking
B
concluderend
C
redengevend
D
oorzaak en gevolg

Slide 19 - Quiz

Wat is het verschil tussen een redengevend en een oorzakelijk verband?

Slide 20 - Open question

aan de slag/weektaak
havo: mk. H4.3 (lesboek B) blz. 23 opdr. 8,9, + 1 t/m 16 + nakijken (zie Teams)

vwo: zie studiewijzer

Slide 21 - Slide