Klantteams Module 2 Wet vBVV. Verdieping en BVV-berekening

Inhoud en werkwijze van de e-learning:
"Module 2.Wet vereenvoudiging beslagvrije voet"

In deze e-learning kan je zelf de verschillende onderdelen volgen. 
                  = een slide voor- of achteruit.             =  terug naar het slideoverzicht. 
Let op! De slides waar een        bij staat zijn extra uitdaging: wat te doen bij meerdere inkomens en hoe zit het ook al weer met vakantiegeld. Een      geeft een extra oefening aan.

We beginnen met de voorkennis uit module 1 en hoe module 2 daar op aansluit. Welke vragen heb je op dit moment? Daarna gaan we verschillende onderdelen uitdiepen die voor jullie dagelijkse praktijk relevant zijn.  Tussendoor krijg je weer verschillende oefeningen. Houd de volgorde van de slides aan. 

Aan het eind ga je naar de digitale klas terug en maak je een korte toets, zodat je kunt controleren of je dat begrepen hebt. Deze e-learning mag je daarbij gebruiken en zo nodig voorziet de docent je antwoorden van individuele feedback. Kijk je toets resultaat daarom na zodat je kan zien of je feedback hebt gekregen! Succes!




1 / 70
next
Slide 1: Slide
Wet vBVVBeroepsopleiding

This lesson contains 70 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Inhoud en werkwijze van de e-learning:
"Module 2.Wet vereenvoudiging beslagvrije voet"

In deze e-learning kan je zelf de verschillende onderdelen volgen. 
                  = een slide voor- of achteruit.             =  terug naar het slideoverzicht. 
Let op! De slides waar een        bij staat zijn extra uitdaging: wat te doen bij meerdere inkomens en hoe zit het ook al weer met vakantiegeld. Een      geeft een extra oefening aan.

We beginnen met de voorkennis uit module 1 en hoe module 2 daar op aansluit. Welke vragen heb je op dit moment? Daarna gaan we verschillende onderdelen uitdiepen die voor jullie dagelijkse praktijk relevant zijn.  Tussendoor krijg je weer verschillende oefeningen. Houd de volgorde van de slides aan. 

Aan het eind ga je naar de digitale klas terug en maak je een korte toets, zodat je kunt controleren of je dat begrepen hebt. Deze e-learning mag je daarbij gebruiken en zo nodig voorziet de docent je antwoorden van individuele feedback. Kijk je toets resultaat daarom na zodat je kan zien of je feedback hebt gekregen! Succes!




Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kan een aanpassing in de leefsituatie herkennen. 
  2. Je kan de verhogingen en verlagingen van de basis BVV uitleggen.
  3. Je kan de momenten van herberekening van de BVV toepassen.
  4. Je kan betrokkenen uitleggen hoe ze aanpassing   van de vastgestelde BVV kunnen verzoeken en   welke rechtsmiddelen er zijn.
Extra uitdaging  (paarse stip): 
Je kan een beslagobject kiezen als er meerdere inkomstenbronnen zijn en je kan de regels voor beslag op vakantiegeld toepassen.


Slide 2 - Slide

We beginnen met het activeren van je voorkennis uit module 1
In de volgende slide kijk je een video over de vereenvoudigde BVV. Deze is gebaseerd op de KBvG infographic. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

In de volgende video krijg je uitleg van de KBvG over de algemene werking van de rekenmodule.
Bron van de video: https://vimeo.com/484540187/ddeb329a47 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Intermezzo: de 3 inkomensgroepen. Hoe zit het?
Bij de leefsituatie, verhoging en verlaging van de BVV kom je ze tegen.
Zie de volgende slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Voorbeelden voor de praktijk
In de volgende slides geven we je 4 voorbeelden waarbij op basis van de leefsituatie en het belastbaar inkomen zonder veel extra informatie met de rekenmodule de BVV is te bepalen. 

Slide 9 - Slide

1. Alleenstaand, één netto-inkomen van € 1500 en geen bijzonderheden in het DBR en de Belastingdienst. 
Minimale BVV is 95% van SD-uitkering van € 1283,83 (d.d. 1-1-2024).
De BVV zit dus tussen € 1219,64 en de maximale basis bvv van € 1996,21 (d.d. 1-1-2024). Deze kan nog wel door ander inkomen of bepaalde kosten verhoogd worden.


Alleenstaand
Geen inhoudingen/VT
Geen ander inkomen
Rekenmodule
 BVV is bijvoorbeeld 
€ 1300
(de formule houdt al rekening met woonkosten, toeslagen, premie ziektekosten
van een standaard-
debiteurklant)
Beslagexploot

Slide 10 - Slide

2. Gehuwd of met partner, netto-inkomen van € 2050 en geen bijzonderheden in het DBR en de Belastingdienst. Partner zonder inkomen.
De BVV zit dus tussen € 1742,34 en de maximale basis bvv van € 2631,49 (d.d. 1-1-2024).
Deze kan nog wel door ander inkomen of bepaalde kosten verhoogd worden.

Gehuwd
Geen inhoudingen/VT
Geen ander inkomen
Rekenmodule
(de formule houdt al rekening met woon-kosten, toeslagen, premie ziektekosten
van een standaard-
debiteurklant)
Beslagexploot
Minimale BVV is 95% van SD-uitkering van € 1834,04 (d.d. 1-1-2024).
 BVV is bijvoorbeeld 
€ 1850

Slide 11 - Slide

3. Alleenstaand, één netto-inkomen van € 1500, geen bijzonderheden in het DBR maar nu heeft de Belastingdienst een inhouding van € 95 op het inkomen. 
Alleenstaand
Inhouding BD € 95
Geen ander inkomen
Rekenmodule
 BVV is nu verhoogd van € 1300 naar € 1395
In de rekenmodule wordt automatisch de inhouding van de Belastingdienst verwerkt van € 95 als deze informatie niet te oud is.
Beslagexploot

Slide 12 - Slide

4. Alleenstaand, één inkomen en geen beslagen in het DBR, maar volgens de Belastingdienst een toeslag van € 95 die wordt ingehouden én er is een Voorlopige Teruggave IB van € 200
Alleenstaand
Ander inkomen VT € 200
Rekenmodule
 BVV is nu verhoogd van € 1300  naar € 1595
In de rekenmodule wordt nu automatisch rekening gehouden met de inhouding van de Belastingdienst van € 95 én de VT van € 200, tenzij de informatie te oud is.
Beslagexploot
Inhouding BD € 95

Slide 13 - Slide

Overzicht in vogelvlucht
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen


 = extra uitdaging


Tekst

Slide 14 - Slide

Leefsituaties:

Bewijslast
Voor de praktijk is belangrijk wie moet bewijzen of er sprake is van samenleving.
  
Hoofdregel is dat de debiteurklant als alleenstaand wordt beschouwd, tenzij er volgens de BRP sprake is van een echtgenoot of samenlevende partner met een gezamenlijke huishouding. Als uit de BRP blijkt dat debiteurklant alleenstaand is kunnen wij daarvan afwijken als de schuldenaar aantoont dat er toch een partner is.

Als wij uit eigen wetenschap uitgaan van een partner en de debiteurklant ontkent dat, dan ligt de bewijslast bij ons.




Slide 15 - Slide

Uitleg van het begrip "gehuwden" voor de leefsituatie
De leefsituaties sluiten aan bij de Participatiewet. Let op dat “gehuwden” een ruim begrip is. Het omvat zowel gehuwden, geregistreerd partners als twee samenwonenden; én er moet een gezamenlijke huishouding zijn. In de Participatiewet geldt voor een gezamenlijke huishouding een rechtsvermoeden, wat wil zeggen dat het wordt verondersteld als 2 mensen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
• Zij getrouwd zijn geweest of in de voorgaande 2 jaar gehuwd waren (wordt automatisch herkend in BRP) of
• uit hun relatie een kind is geboren/is erkend (wordt automatisch herkend in BRP) of
• zij zich over en weer verplicht hebben tot bijdrage in de huishouding volgens een samenlevingscontract

Niet iedere incidentele zorg betekent een gezamenlijke huishouding, want volgens Hoge Raad 27-9-2016, HR:2016:2194 kijk je naar de omstandigheden zoals: huur, gas, licht, boodschappen, gezamenlijke vakantie, tuinonderhoud en verdeling huishouden als er geen samenlevingscontract is.


Slide 16 - Slide

Een debiteurklant stelt dat in afwijking van de BRP hij of zij alleenstaand is of juist een partner heeft.
Hoe stel je dan vast of er bij twee samenwonenden die geen samenlevingscontract hebben, sprake is van één of meer alleenstaanden of partners (dus de hogere partner-BVV)?        
(        Extra uitdaging)
Hiervan zijn verschillende voorbeelden te geven, met of zonder familierelatie. Je ziet ze in het schema:


4 Uitleg voorwaarden
Alle inwonende volwassenen van het gezin tellen mee voor de kostendelersnorm, behalve:
- jongeren van 18, 19 of 20 jaar oud;
- studenten die een studie volgen die recht kan geven op studiefinanciering;
- leerlingen die de beroepsbegeleidende leerweg volgen;
- meerderjarige leerlingen die onderwijs volgen dat recht geeft op een tegemoetkoming in
onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS).
(bron: syllabus Thijs van Lierop)

Slide 17 - Slide

Je hebt de BVV berekend met de rekenmodule en komt uit op een alleenstaande debiteurklant. 
Stel: de debiteurklant neemt contact op naar aanleiding van de aan hem of haar betekende modelmededeling BVV en wil aanpassing van de leefsituatie naar de gehuwden norm en/of met kinderen. Je ziet in de voorbeelden eerst de extra informatie en dan of er een andere leefsituatie geldt.        ( Extra uitdaging)

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Leefsituaties (1): 

Verblijf in het buitenland/VOW/briefadres
Let op! Op nihil stellen van de BVV mag niet meer. Debiteur thuisloos (briefadres)/dakloos (VOW)/wonend in buitenland: dan 47,5% van de gehuwden bijstandsnorm en bij woonplaats in het buitenland: woonlandbeginsel (x factor maximaal 1). Er komt een Ministeriële regeling met een tabel van de woonlandfactor per land. Deze 47,5% is van toepassing totdat debiteur inzicht geeft in leefsituatie en inkomsten. Bijvoorbeeld aantonen vast verblijf bij opvang Leger des Heils. Let wel op dat debiteuren met een daklozen-uitkering 20% minder uitkering krijgen (omdat ze geen woonkosten hebben) en daardoor onder de BVV uitkomen: bij hen geldt dan dat voor beslag vatbaar is: 5% van het netto-inkomen, dus ongeveer € 35,00. 


In de video is uitgelegd dat het maximum van de woonlandfactor is ingesteld omdat anders zou de afloscapaciteit verminderd zou kunnen worden door in het buitenland te gaan wonen.
De (coördinerend) deurwaarder moet een verzoek beoordelen en niet meer de kantonrechter zoals in het huidige recht!!

Slide 20 - Slide

Verblijf in het buitenland (update):
Update 21-12-21: 
Volgens de KBvG is de woonlandfactor OOK van toepassing als je de 47,% van de gehuwdennorm toepast bij een DK met een bekend adres in het buitenland, zonder dat de leefsituatie of inkomsten zijn opgegeven. Dat komt omdat we in het buitenland niet de BRP kunnen opvragen. 

Ook de kantonrechter Amsterdam 24-6-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4604 heeft de woonlandfactor toepast op de 47,5%-norm. Daarbij was wel uitdrukkelijk gevraagd om inzicht in leefsituatie en inkomsten, maar niet gegeven door de DK.

Slide 21 - Slide

Inzicht vragen in leefsituatie bij dak- en thuislozen (toegevoegd 31 mei 2021)
Let op! Het gaat bij leefsituatie om wel of geen partner en wel/geen kinderen. We mogen niet pas een vBVV toepassen (i.p.v. 47,5%) nadat er woonkosten zijn aangetoond.

Wat kunnen we dan wel vragen? Een voorbeeld uit de toelichting bij de Wet vBVV: Gedacht moet dan worden aan het feit dat hij, naast dat hij op een door de gemeente voor dak- en thuislozen opengesteld postadres staat ingeschreven, ook kan aantonen dat hij regelmatig van (nacht)opvang-instellingen gebruik maakt.

Hiernaast zie je hoe je verwerkt in Otho dat er inzicht is gegeven.


Slide 22 - Slide

Leefsituaties (2):

Verblijvend in een inrichting
De berekening van de BVV is een drie-trapraket die je bij elkaar optelt:
1. prijs voor verzorging/verpleging = eigen bijdrage AWBZ (aanleveren door de debiteurklant)
2. twee-derde deel van het zak- en kleedgeld volgens de bijstandsnorm (zie artikel 23 lid 1 Participatiewet voor de bedragen)
3. vast bedrag voor premie Zorgverzekeringswet (zie artikel 23 lid 1 Participatiewet voor de bedragen)

Dit zijn de opgetelde bedragen voor deel 2 en 3 per 1-1-2024:

Slide 23 - Slide

Leefsituaties (3):

Kostendelersnorm bij groep 3
Een korte uitleg, omdat het begrip kostendeler wel bekend moet zijn voor het geven van uitleg.

Inwonende volwassenen zijn kostendelers, maar niet als het een jongere van 18,19 of 20 jaar is.
Studenten die studiefinanciering krijgen of leerlingen die een bepaalde beroepsleerweg volgen of een tegemoetkoming in onderwijsbijdrage en schoolkosten krijgen, zijn geen kostendelers. 

Op uitkeringsgerechtigden met een kostendeler is de 5% regeling van toepassing (groep 3). Volgens de nieuwe regeling valt altijd 5% van het (verlaagde) netto maandelijkse inkomen onder het beslag.

Slide 24 - Slide

Waar zijn we?
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen 
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen





Slide 25 - Slide

Verhoging van de BVV (1):

Tijdelijke verhoging met woonkosten
Alleen debiteuren uit groep 1 ( de groep met een inkomen boven het belastbaar jaar norminkomen en dus een vaste BVV) kunnen een TIJDELIJKE verhoging van de basis-BVV vragen. Informatie die wij dan van debiteur nodig hebben: de woonkosten              die vul je in de rekenmodule in. 
Uit de rekenmodule weten we of er een partner is. Vraag om eventuele ongeregistreerde inkomsten.

Wat zijn de woonkosten: Bij huur is dat de huurprijs die per maand zonder servicekosten. Bij een eigen woning de hypotheekrente, erfpacht en de overige kosten zoals een VVE bijdrage (aan deze kosten zit een maximum van ten hoogste 0,057% van de WOZ-waarde).  

Periode: Dit kan voor maximaal 18 maanden. Debiteurklant kan alleen verlenging vragen met maximaal 6 maanden als daarin de hele vordering kan worden voldaan met het beslag. Kan dat niet, dan rest de debiteur niets anders dan een beroep bij de kantonrechter op de hardheidsclausule, maar die wordt zeer beperkt toegepast.


Slide 26 - Slide

Verhoging van de BVV (2):

Fictieve huurtoeslag voor woonruimte waarvoor je naar de aard van de woning geen huurtoeslag kan krijgen (bijvoorbeeld een koophuis, kamer of recreatiewoning).
Deze geldt alleen voor debiteuren in groep 2 omdat bij hen de hoogte van de huurtoeslag van belang is voor de BVV. Er vindt eigenlijk correctie plaats met de huurder die wel huurtoeslag kan krijgen. Hoe gaat dat dan? In twee stappen:

1. Beoordeel of er wel of geen recht op huurtoeslag is naar de aard van de woonruimte. Vul  dat in de rekenmodule in.

2. Vul de Voorlopige Teruggave inkomstenbelasting apart in de rekenmodule in, want daarmee vermindert de rekenmodule de bvv.

Slide 27 - Slide

Waar zijn we?
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen 
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen





Slide 28 - Slide

Verlaging van de BVV (1):
Loonheffing privégebruik van de lease auto.
Dit geldt zowel voor de auto van debiteur als van de partner want die wordt door de fiscus als loon aangemerkt. Debiteur heeft de tijd tot de eerstvolgende 1 januari ná een gelegd beslag om die leasebijtelling te beëindigen. Heeft hij dat niet gedaan, dan breng je het nettobedrag van de fiscale bijtelling (min eigen bijdrage!) vanaf dat moment in mindering op de BVV en valt er dus maandelijks meer onder het beslag. Dit kan alleen als we een loonstrook hebben of als dat in de verklaring derdenbeslag is ingevuld.

In het Besluit verklaring derdenbeslag van 
1 januari 2021  is die mogelijkheid daarom aan 
het verklaringsformulier toegevoegd.
Hiernaast zie je hoe dat er uit ziet.


Slide 29 - Slide

Verlagen BVV (2):

Verlagen met andere periodieke inkomsten waar geen BVV voor geldt?
Nee, de BVV mag je niet verlagen met zogenoemde weerkerende inkomsten, denk aan de ZZP-er of inkomsten uit huur of royalties. Je verlaagt de BVV alleen met andere periodieke inkomsten van debiteurklant waar een BVV voor geldt en als daar geen beslag op ligt.

Als het gaat om zo’n periodieke uitkering zonder BVV, kan de debiteur aan ons verzoeken om daar een BVV toe te passen als hij aantoont dat dit de enige inkomsten zijn voor het levensonderhoud. Komen we er met de debiteur niet uit, dan kan die aan de kantonrechter verzoeken om een BVV toe te passen.


Let op! Als op weerkerende inkomsten een BVV wordt toegepast en er zijn ook andere periodieke inkomsten beslagen waar een BVV voor geldt, dan is er samenloop en moet de BVV omgeslagen worden naar rato van de hoogte van het inkomen!

Slide 30 - Slide

Waar zijn we?
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen 
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen





Slide 31 - Slide

Herberekening van de BVV

In de korte video in de volgende slide legt mr. Masha Cazemier van de KBvG de hoofdlijn uit van de herberekening van de BVV en de termijn van debiteurklant om daarop te reageren.




Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Bestuursregel Beslag op vorderingen van de KBvG
Artikel 3: BVV in het beslagexploot.
De Bestuursregel bepaalt dat de beslagvrije voet in het beslagexploot moet staan, zoals nu ook het geval is.
Dat is het geval als we de eerste beslaglegger zijn of als we door een cumulatief beslag de coördinerende deurwaarder worden. Als er al een eerdere beslaglegger is op dat inkomen die CDW is, verwijzen we in het exploot voor de BVV naar de eerste beslaglegger. Bij derdenbeslag wordt de derde verwezen naar de website www.uwbeslagvrijevoet.nl/informatievoorderdebeslagenen


Artikel 4: Modelmededeling en toelichtende brief.
Als wij de eerste beslaglegger zijn of de CDW worden, doen we de modelmededeling en een toelichtende brief bij de overbetekening aan de debiteurklant. Zowel de tekst van de modelmededeling als de toelichtende brief is voorgeschreven. Ook als we de BVV hebben herberekend moet de debiteurklant altijd een modelmededeling krijgen en de toelichtende brief. Voor debiteurklant staat informatie op www.syncasso.nl/beslagvrijevoet, op www.uwbeslagvrijevoet.nl en www.schuldenwijzer.nl.

Let op! deze site is niet actief helaas. Beter kan je verwijzen naar https://www.kbvg.nl/wetten-en-regels/vbvv 

Slide 34 - Slide

Drie situaties bij herberekening:

 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Let op: Het onjuist berekenen van de beslagvrije voet met de
           juiste gegevens leidt wel tot terugwerkende kracht. 

Slide 37 - Slide

Intermezzo...
Voordat je de volgende onderwerpen gaat leren, oefen je eerst nog even met de kennis die je inmiddels in deze module hebt opgedaan.

Je werkt daarmee aan je leerdoelen over de leefsituaties, het verhogen en verlagen van de BVV en het herberekenen.

Slide 38 - Slide

Debiteurklant vraagt aan je waar hij zijn BVV die op het modelformulier staat, online kan narekenen?
A
www.beslagvrij.nl
B
www.sng.nl
C
www.uwbeslagvrijevoet.nl
D
www.voorderdebeslagenen.nl

Slide 39 - Quiz

Volgens de woonbegeleidster van Yasmine moeten wij ook rekening houden met haar basis ziektekostenpremie, die moest zij voorheen toch opgeven om de beslagvrije voet te laten aanpassen? Ze stuurt alvast een overzicht van de kosten mee. Moeten we met die kosten rekening houden?
A
Ja
B
Nee, want die zijn al verwerkt in de rekenmodule
C
Nee, want die worden na de verklaring derdenbeslag pas aangepast
D
Ja, maar alleen de premie boven het nominale premiebedrag

Slide 40 - Quiz

Je spreekt debiteurklant. Hij geeft aan dat er iets niet klopt, want zijn BVV is veel te laag. Hij heeft namelijk een partner en wij hebben in de modelmededeling staan dat hij alleenstaand is. Hij vraagt je wat hij het beste kan doen. Wat is je antwoord?
A
Een verzoek indienen bij de kantonrechter
B
Een executiegeschil starten
C
Inloggen met zijn DigiD bij het DBR en de leefsituatie aanpassen
D
Via onze website beslagpagina een verzoek indienen om de BVV te herberekenen, voorzien van bewijs van de leefsituatie

Slide 41 - Quiz

Je krijgt een mail van debiteurklant Anita. Ze klaagt erover dat ze een partner heeft en dus recht zou hebben op de bvv voor gehuwden. Toch is er de BVV door ons lager dan die norm vastgesteld. Ze houdt maandelijks veel te weinig over en vraagt uitleg. Hoe kan dat?
A
We hanteren niet alleen de hogere partner BVV, maar we krijgen ook inzage in het inkomen van de partner; daarmee verlagen we de BVV
B
Dat ligt aan haar uitgavenpatroon
C
Bij partners wordt er in de rekenmodule gerekend met een fictief bedrag aan inkomsten waarmee de BVV wordt verlaagd
D
Dat kan niet. Dit is een fout en die moet hersteld worden.

Slide 42 - Quiz

Je collega stuurt een mailtje met het verzoek om advies. Ze heeft debiteurklant telefonisch gesproken over een loonbeslag dat wij legden toen die in het buitenland woonde. Nu heeft debiteurklant weer een adres in Nederland. Waarover moet debiteurklant inzicht in geven om een aangepaste BVV te krijgen?
A
In de leefsituatie
B
In de leefsituatie en de inkomsten
C
In de inkomsten
D
Er is geen extra informatie nodig

Slide 43 - Quiz

Hoeveel tijd krijgt de debiteurklant om bezwaar te maken tegen een vastgestelde BVV nadat die de modelmededeling heeft ontvangen?
A
Twee weken
B
Drie weken
C
Vier weken
D
Een maand

Slide 44 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste groene vakken zodat het schema klopt. 
Controleer je antwoord met de gele controle knop.
Beslag
Max vier weken
Herberekening tot beslagdatum
Herberekening tot verzoekdatum

Slide 45 - Drag question

Je hebt in 2019 derdenbeslag op inkomen gelegd en dat beslag loopt nog. Je ontvangt op 5 april 2021 een verzoek van Sociaal Raadslieden met nieuwe informatie over de leefsituatie: debiteur-klant is inmiddels gehuwd. Alle benodigde bewijzen zijn bijgevoegd. Je gaat deze informatie uiteraard in de rekenmodule aanpassen en een nieuwe BVV opvragen. Je hebt op 15 april 2021 de nieuwe verhoogde BVV beschikbaar. Op 20 april 2021 ontvangt de debiteurklant je modelmededeling met de nieuwe BVV.
Vraag: vanaf wanneer geldt deze herberekende BVV?

A
Vanaf 5 april 2021
B
Vanaf 15 april 2021
C
Vanaf 20 april 2021
D
Met terugwerkende kracht tot de beslagdatum

Slide 46 - Quiz

Waar zijn we?
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen 
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen





Slide 47 - Slide

Werken met bruto- en nettobedragen in de rekenmodule.
Het beslag dat je legt, komt te liggen op het maandelijkse brutoloon. In de verklaring derdenbeslag geeft de derde aan welke fiscale inhoudingen er zijn op het brutoloon en hoeveel na aftrek daarvan als nettoloon overblijft. Van dat nettoloon wordt de BVV afgetrokken waarna het deel overblijft dat onder beslag valt. We zagen in module 1 dat alleen niet-fiscaal belaste onkostenvergoedingen niet meetellen als nettoloon.

Het komt voor dat het CAK een inhouding voor bestuursrechtelijke zorgpremie oplegt aan de werkgever.
Let op: die mag de werkgever niet van de netto-inkomsten aftrekken! Die moet uit de beslagvrije voet worden afgedragen aan het CAK. Dat heeft dus geen invloed op afdracht aan ons.
 


Slide 48 - Slide

Waar zijn we?
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen 
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen





Slide 49 - Slide

Meerdere inkomstenbronnen (1).
Opmerking vooraf: als je niet bewust in de rekenmodule kiest voor een bepaald ingevoerd inkomen als beslagobject, zal de rekenmodule automatisch zelf het beslagobject bepalen. Dat is een belangrijke hoofdregel omdat altijd zoveel mogelijk op één inkomen beslag moet worden gelegd.
  

Wanneer moet je extra opletten? In elk geval als je in het DBR hebt gezien dat de eerste beslaglegger op een ANDER inkomen beslag heeft gelegd dan de rekenmodule aanwijst als beslagobject. Want dan is er mogelijk samenloop. We bespreken dat hierna. 

Let wel op, want het kan ook voorkomen dat we een ander inkomen of een toeslag weten, dat niet blijkt uit de UWV-polis en dus apart ingevoerd kan worden in de rekenmodule. Je moet dan zo nodig zelf kiezen voor die ingevoerde toeslag of dat ingevoerde inkomen als beslagobject en de rekenmodule “overrulen”. 


Slide 50 - Slide

Meerdere inkomstenbronnen (2).

ALS je afwijkt van de beslagvolgorde moet je dat weloverwogen doen, want als je niet op het juiste inkomen beslag legt, is het beslag nietig.


Een voorbeeld waarom je bewust kan kiezen voor een bepaald inkomen is dat het een inkomen betreft dat niet is geregistreerd in de UWV-polis. Je hebt dat dan apart ingevoerd. We werken het nu verder uit.

Slide 51 - Slide

Meerdere inkomstenbronnen (3).
Bij het werken met de rekenmodule is het belangrijk dat je kunt beoordelen of na het invoeren de uitkomst wat betreft voorgeschreven beslagobject en de BVV logisch is. En ook of je nog aanvullende gegevens moet invoeren of kiezen om een BVV uit rekenen voor een door jou gekozen ander inkomen. Als er meerdere inkomsten zijn is dat extra belangrijk.

We bespreken drie situaties:

  1.  Er ligt nog geen beslag
  2.  Er ligt beslag op het hoogste inkomen
  3.  Er ligt beslag op het laagste inkomen

Slide 52 - Slide

1. Er ligt nog geen beslag.
Hoe verloopt een berekening bij meerdere inkomens? Je bepaalt dan eerst wat de rangorde is en wat het hoogste inkomen is. In module 1 van de e-learning heb je de rangorde geleerd met een uitgebreid overzicht.
- Dan kijk je wat de totale beslagruimte is: beide inkomens opgeteld -/- de BVV.
- Vervolgens beoordeel je of je de beslagruimte met een beslag op dat hoogste inkomen voor een groter 
  deel kan benutten, ook al is die lager gerangschikt. Want in dat geval mag je afwijken van de 
  beslagvolgorde.
- Afwijken van de beslagvolgorde mag ook als je met een lager gerangschikt inkomen de vordering wel
  ineens kan afdoen.
Uitleg: Als je op het lagere inkomen beslag zou leggen, is namelijk nog een beslag op het andere inkomen nodig om een hogere beslagruimte te benutten en dat is niet de bedoeling. Immers doel is: zoveel mogelijk op één inkomen beslag.

Slide 53 - Slide

2. Er ligt beslag op het hoogste inkomen.
In het DBR hebben we gezien wie de eerste beslaglegger is en hoe hoog de BVV is. Dit is ook het hoogste inkomen dat de rekenmodule als beslagobject aangeeft.
  
Je legt beslag op dat hoogste inkomen en je meldt het beslag aan bij de oudste beslaglegger, want die is de coördinerende deurwaarder (CDW). Let op preferentie voor onze vordering!
Maar let ook op preferentie bij de eerdere beslaglegger: vraag je dan af of het zinvol om beslag te leggen voor onze vordering. We vragen geen bvv op in de rekenmodule.


In ons beslagexploot staat dan een zin waarin we voor de BVV verwijzen naar de BVV die door de eerste beslaglegger is vastgesteld. De debiteurklant krijgt dan géén modelberekening BVV bij de overbetekening. 

Slide 54 - Slide

3. Er ligt beslag op het laagste inkomen.
In het DBR hebben we weer gezien wie de eerste beslaglegger is en hoe hoog de BVV is. Maar nu valt op dat de rekenmodule een ander inkomen als het hoogste inkomen en dus als beslagobject aangeeft of we weten zelf een niet–geregistreerd hoger inkomen.
  

Dan mogen we kiezen voor beslag op dat hoogste inkomen omdat we anders op beide inkomens beslag zouden moeten leggen om de hele afloscapaciteit te benutten en beslag op beide inkomens leggen mag niet. Hier is sprake van samenloop. Voor ons beslag zijn we inningsbevoegd en ook CDW. Hier is dus de uitzonderlijke situatie dat er 2 CDW’s zijn die elk voor hun beslag de inner en verdeler zijn bij dat inkomen! 

Nogmaals: Bedoeling is dat dit bij uitzondering voorkomt, omdat alle beslagen zoveel mogelijk op één inkomen moeten worden gelegd. Is het verschil in beslagopbrengst klein, dan zal je kiezen voor beslag op het voorgeschreven beslagobject, zodat er maar op één inkomen beslag ligt.

Slide 55 - Slide

De BVV wordt normaal gesproken bepaald door degene die het eerste executoriale beslag heeft gelegd op dat inkomen en naar rato verdeeld over de beide beslagen. Let op dat we hier dus contact moeten zoeken met de eerste CDW en moeten afspreken dat de BVV naar rato van de hoogte van de inkomens wordt verdeeld. 


We geven nu eerst een voorbeeld met meerdere inkomens uit dezelfde categorie.

Slide 56 - Slide

Slide 57 - Slide

Stel debiteur klant heeft een WW-uitkering en een loon van Expeditie B.V..
Uit het DBR blijkt een beslag op de uitkering met een behoorlijke maandelijkse inhouding.
Beide inkomens staan in de bvv-rekenmodule: de WW-uitkering - die dus hoger op wettelijke ranglijst staat - is aangevinkt als beslagobject. Ga er van uit dat het loon en de uitkering bijna even hoog zijn.

Vraag: verandert het beslag op de uitkering iets aan de keuze van het beslagobject?

A
Ja, want door het beslag op de uitkering verandert de wettelijke rangorde voor het beslagobject. Je moet dan kiezen voor het inkomen zonder beslag
B
Nee. In beginsel kies je voor het hoogst gerangschikte inkomen. Dus de uitkering. In dit geval is er geen verschil in afloscapaciteit want ze zijn ongeveer even hoog. Er is dus geen afwijking mogelijk
C
Ja, want je kan de uitkering niet nogmaals in beslag nemen
D
Nee. In beginsel kies je voor het hoogst gerangschikte inkomen. Dus de uitkering en dat blijft zo, want je mag als behandelaar nooit afwijken van het beslagobject van de module

Slide 58 - Quiz

Waar zijn we?
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen 
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen





Matthew Feeney on unsplash

Slide 59 - Slide

Vakantiegeld. Hoofdregel.
Belangrijk in het nieuw recht is dat er in principe geen maandelijkse loon- of uitkeringsuitbetaling meer onder de BVV uitkomt, want de laagste BVV is nog altijd 95% van het netto inkomen inclusief vakantiegeld. Immers is het uitgangspunt dat iedereen iets moet aflossen. Dat deel van het vakantiegeld arrest waarbij eerst voor het afgelopen jaar elk maandbedrag moest worden aangevuld tot de BVV speelt nauwelijks meer een rol op een enkele uitzondering na. Die uitzondering laten we verderop zien.
  

Vakantiegeld is en blijft geen nabetaling, wat betekent dat het voor de aanspraak op het vakantiegeld niet uitmaakt op welk moment in het jaar dat voorafging aan de uitbetaling beslag werd gelegd. Dat kan dus ook kort van tevoren zijn. Dat zou eerst anders zijn, maar omdat dit in de praktijk, zeker bij verdeelzaken, tot bijna onwerkbare situaties leidt, is dat er weer uitgehaald voordat de regeling in werking trad op 1 januari 2021.  

Slide 60 - Slide

Dan nu de uitzondering waarbij de BVV nog wel lager kan zijn dan de maandelijkse uitbetaling:

Een situatie waarbij er maandelijks minder zal worden uitgekeerd dan de BVV is bij maandelijkse reservering van het vakantiegeld bij een UWV-uitkering of loon met 8% vakantietoeslag. Vooral bij lagere inkomens.

In die situatie geldt ook de regel dat de BVV dan 95% is van het netto inkomen inclusief vakantiegeld.
 
Door de reservering van het vakantiegeld van 8% in plaats van maandelijkse uitbetaling, blijft het maandinkomen wel onder de BVV, die immers 95% van het nettoloon inclusief vakantiegeld is. Nu moet met het bedrag van de jaarlijkse vakantiegeld uitkering wel eerst voor 12 maanden die 3% verschil “aangevuld” worden tot de BVV en wat dan overblijft, valt in het beslag.
We laten dit zien met een voorbeeld in de volgende slide.

Slide 61 - Slide

In de praktijk delen cumulatieve beslagleggers wel mee met het vakantiegeld ongeacht het beslagmoment. Om automatisering technische reden. 

Slide 62 - Slide

Waar zijn we?
  • Leefsituaties
  • Verhogen basis BVV
  • Verlagen basis BVV 
  • Herberekenen 
  • Bruto/nettobedragen
  • Meerdere inkomstenbronnen 
  • Vakantiegeld
  • Rechtsmiddelen





Slide 63 - Slide

Rechtsmiddelen (1). 
Het gaat om rechtsmiddelen tegen onjuist of niet toepassen BVV of tegen handelwijze van de 
coördinerend deurwaarder. Afhankelijk van het verzoek kan de debiteur of andere belanghebbende 
terecht bij de deurwaarder, de kantonrechter of de rechtbank. 



• Verzoek aanpassing van de BVV bij structurele wijzigingen of onjuiste berekening van de BVV 
• Verzoek toepassen BVV bij weerkerende inkomsten. Komen we er niet uit, dan kan debiteur
             kantonrechter.
• Verzoek toepassen BVV bij inkomsten van dak-, thuislozen en personen wonend in het buitenland. 
   Komen we er niet uit, dan debiteur           kantonrechter.





Bij de coördinerend deurwaarder:

Slide 64 - Slide

Rechtsmiddelen (2). 
- Toepassen BVV bij weerkerende inkomsten 
- Toepassen BVV bij inkomsten van dak-, thuislozen en personen wonend in het buitenland
- Beroep op de hardheidsclausule



Indien debiteur er niet met de (coördinerend) deurwaarder uit komt en vindt dat bijvoorbeeld ten onrechte geen of een verkeerde BVV is toegepast, kan die een executiegeschil starten bij de rechter.
1. Zonder voorlopige voorziening: Bij de kantonrechter als die het vonnis heeft gewezen en in andere gevallen bij de rechtbank.
2. Met voorlopige voorziening (er is met spoed een tijdelijke maatregel nodig): bij de kantonrechter als Voorzieningenrechter als het gaat om vorderingen die naar hun aard uitsluitend door de kantonrechter worden behandeld (bijvoorbeeld huurzaken). De Voorzieningenrechter van de rechtbank is altijd bevoegd om zo’n voorziening te geven.

Bij de kantonrechter:
Executiegeschillen:

Slide 65 - Slide

De hardheidsclausule.
Het feit dat een debiteur alleen de BVV over houdt en daardoor goed naar zijn uitgaven moet kijken, maakt niet dat hij daarvoor een beroep kan doen op deze clausule. Dus ook niet om bijvoorbeeld de tijdelijke verhoging van de BVV met de woonkosten langer te laten duren dan het maximum van een jaar.


Als we geen coulance op dit punt mogen toepassen, dan zal de debiteur daarvoor naar de kantonrechter moeten en aangeven dat de BVV onevenredig hard uitpakt, bijvoorbeeld bij hoge onvoorziene of uitzonderlijke kosten voor zorg of opleiding, tenzij daar uiteraard een vergoeding voor te krijgen is. Hier zijn inmiddels verschillende uitspraken van rechters over gedaan.

Kijk goed in de werkinstructie hoe je met zo'n verzoek omgaat, want debiteurklant moet daarbij volledige openheid van zaken geven!

Slide 66 - Slide

Vooruitblik voor de collega's die module 3 gaan volgen. Wat komt daarin aan de orde?
De verantwoordelijkheden van de coördinerend deurwaarder (CDW):
- vaststellen en herberekenen BVV
- communicatie over de BVV en over 
  het innen en verdelen
- juist innen en verdeling

In de volgende slide zie je het processchema CDW van de KBvG om te zien hoe module 3 aansluit op module 1 en 2 van de e-learning.

Slide 67 - Slide

Slide 68 - Slide

Afronding module 2
Door het volgen van deze module heb je gewerkt aan deze leerdoelen:
 
- Je kan een aanpassing in de leefsituatie herkennen
- Je kan de verhogingen en verlagingen van de basis BVV uitleggen
- Je kan de momenten van herberekening van de BVV toepassen
- Je kan betrokkenen uitleggen hoe ze aanpassing van de vastgestelde BVV kunnen verzoeken 
  en welke rechtsmiddelen er zijn

Extra leerdoelen:
- Je kan een beslagobject kiezen als er meerdere inkomstenbronnen zijn 
- Je kan de regels voor beslag op vakantiegeld toepassen





Slide 69 - Slide

Prima! Je hebt de hele e-learning gevolgd. Ga nu terug naar de digitale klas en maak de toets. Succes!

Slide 70 - Slide