Zakelijke brief en werkwoordspelling

Wat leer je deze les?
  • Conventies zakelijke brief 
  • Puntentelling zakelijke brief 
  • Spelling van de werkwoorden 
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat leer je deze les?
  • Conventies zakelijke brief 
  • Puntentelling zakelijke brief 
  • Spelling van de werkwoorden 

Slide 1 - Slide

Conventies

Slide 2 - Slide

Puntentelling zakelijke brief 
  • Inhoud ( 6 punten) Heb je alle punten benoemd die benoemd moeten worden? 
  • Taalgebruik ( 5 punten) Interpunctie, spelling, zinsformulering, stijlfouten. 
  • Conventies ( 2 punten)  Aanhef, alinea's, plaats en datum, adres, slotformule, slotgroet, logische volgorde, passend taalgebruik. 

Slide 3 - Slide

Spelling tegenwoordige tijd
Voor het vervoegen van de werkwoorden is het belangrijk om te weten in welke tijd de zin staat. Voor beide tijden gebruiken we namelijk een andere theorie.


Als een woord in de tegenwoordige tijd staat, maken we gebruik van de ik-vorm + t.

Slide 4 - Slide

Ik-vorm + t 
Die theorie werkt als volgt:
1. Schrijf van het werkwoord eerst de ik-vorm op.
2. Zoek het onderwerp van de zin.
3. Is het onderwerp ‘ik’? Dan laat je de ik-vorm staan.
4. Is het onderwerp ‘jij, hij, zij, het, u’? Dan komt er achter de ik-vorm nog een -t bij.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld ik-vorm + t 
Hij (worden) morgen getrakteerd op zijn verjaardag.
1. De ik-vorm van worden, is word.
2. Het onderwerp in deze zin is: hij.
3. Er moet dus achter de ik-vorm nog een -t bij.

Hij wordt morgen getrakteerd op zijn verjaardag. 

Slide 6 - Slide

Werkwoordspelling verleden tijd/voltooid deelwoord
Als een woord in de verleden tijd staat of als een voltooid deelwoord dan maken we gebruik van de theorie van ’t ex kofschip.

Die theorie werkt als volgt:
1. Haal van het hele werkwoord dat je wilt vervoegen letterlijk -en af.
2. Dit is de stam. De stam kan anders zijn dan de ik-vorm!
3. Kijk of de laatste letter van de stam in ’t ex kofschip zit
Van ’t ex kofschip gebruiken we alleen de letters; t, x, k, f, s, c, h, p.
4. Zit de laatste letter van de stam in ’t ex kofschip? Dan vervoeg je het werkwoord met een -t.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld 't ex kofschip 
Zij heeft de kamer gisteren (geverf…).
1. Verven – en = verv.
2. De -v zit niet in ’t ex kofschip.
3. We vervoegen het werkwoord dus met een -d.

Zij heeft de kamer gisteren geverfd.

Slide 8 - Slide

Verschil ik-vorm en stam
Ik-vorm 
- Tegenwoordige tijd
- De vorm van het werkwoord na het woordje 'ik' 

Stam
- Verleden tijd/voltooid deelwoord
- Hele werkwoord -en 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld ik-vorm en stam
Verhuizen 
  • Ik-vorm: (ik) verhuis 
  • Stam: verhuiz 

Blozen 
  • Ik-vorm: (ik) bloos
  • Stam: bloz 

Slide 10 - Slide

Aanpak werkwoordspelling
  1. Kijk eerst of je het werkwoord wilt vervoegen in de tegenwoordige tijd, de verleden tijd of het voltooid deelwoord.
  2. Voor de tegenwoordige tijd: ik-vorm + t 
  3. Voor de verleden tijd: 't ex kofschip 
  4. Voor het voltooid deelwoord: 't ex kofschip 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Jij (beantwoorden) die e-mail nu. 
  • Ik wil het werkwoord in de tegenwoordige tijd vervoegen. 
  • Daarvoor heb ik dus de theorie van de ik-vorm + t nodig. 
  • Ik schrijf dan eerst de ik-vorm op: (ik) beantwoord
  • Het gaat om een 'jij' dus komt er achter de ik-vorm nog een -t. 
  • Dus: Jij beantwoordt die e-mail nu. 

Slide 12 - Slide

Jij (verwaarlozen) die vriendschap. (TT)

Slide 13 - Open question

Hij (geloven) dat jij hem leugens vertelt. (TT)

Slide 14 - Open question

Ik (wachten) erg lang op hem. (VT)

Slide 15 - Open question

Hij (besteden) te veel tijd aan het gamen. (TT)

Slide 16 - Open question

De helikopter (landen) op een strand. (VT)

Slide 17 - Open question

Hij (veroorloven) zich wel erg veel. (TT)

Slide 18 - Open question

Zij (verplegen) hem al twee maanden. (TT)

Slide 19 - Open question

Hij (verlenen) die scooter geen voorrang). (VT)

Slide 20 - Open question


Casper (branden) zijn vingers gisteren.
A
brande
B
brandde
C
brandden
D
branden

Slide 21 - Quiz


Maar iedereen heeft weleens (falen).
A
gefaald
B
gefaalt
C
gefalen

Slide 22 - Quiz

Ook Marle en Noa hebben (beloven).
A
belooft
B
beloovt
C
beloofd
D
beloovd

Slide 23 - Quiz

Meneer Kalis (vinden) het hopelijk wel wat.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 24 - Quiz

En nu (gebeuren) het gelukkig niet meer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 25 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Hij verteld een verhaal
B
Hij vertelt een verhaal
C
Hij heeft een verhaal vertelt
D
Hij heefd een verhaal verteld

Slide 26 - Quiz

Mijn spieren zijn [verstijven] en ik begin verward om me heen te grijpen.
A
verstijft
B
verstijfd

Slide 27 - Quiz

In de loods vond de politie de [roven] goederen.
A
geroofden
B
geroofte
C
geroofde
D
geroofte

Slide 28 - Quiz

Door de messteek [bloeden] hij flink.

verleden tijd
A
bloeden
B
bloedden
C
bloedt
D
bloedde

Slide 29 - Quiz

Ik snap wat je [bedoelen].

tegenwoordige tijd
A
bedoeld
B
bedoelt

Slide 30 - Quiz

De politie [begeleiden] Amsterdamse zaalvoetbalsupporters in Eindhoven.

tegenwoordige tijd
A
begeleit
B
begeleidt
C
begeleid
D
begeleiden

Slide 31 - Quiz

Chelsea [beroven] Barcelona van wispelturig toptalent uit Ecuador.
A
berooft
B
beroofd
C
beroofdt

Slide 32 - Quiz

Deze keer [chillen] we bij Tilbe thuis.

verleden tijd
A
childen
B
chillden
C
childe
D
chillde

Slide 33 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
In de Nederlandse taal hebben we veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. Denk maar aan: gamen, downloaden, uploaden, grillen en skaten. 

Deze werkwoorden vervoegen we met de Nederlandse regels. 
Tegenwoordige tijd: ik-vorm + t 
Verleden tijd/voltooid deelwoord: 't ex kofschip 

Slide 34 - Slide

Voorbeeld Engels werkwoord
Ik ben erg (stressen). 
  • We willen hier het voltooid deelwoord gebruiken. 
  • We gebruiken dus de theorie van 't ex kofschip. 
  • Stressen - en = stress (stam). 
  • De stam eindigt op een -s. 
  • De -s zit wel in 't kofschip. 
  • We vervoegen het werkwoord dus met een -t. 
  • Ik ben erg gestrest. 

Let op: als je het werkwoord op z'n Nederlands uitspreekt, schrijf je maar één medeklinker. 
Ik ben gestrest, ik heb gegrild, hij heeft gecrost. 

Slide 35 - Slide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 36 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 37 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 38 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij ... (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 39 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij ... (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 40 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader ... (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 41 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 42 - Quiz

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie ... (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 43 - Quiz

Afronding 
  • Aanstaande vrijdag  (21 mei) zakelijke brief in de les schrijven voor een cijfer. 
  • Dit cijfer is een onderdeel van je SE 3 cijfer. 
  • Voor SE 3 schrijf je namelijk: een zakelijke brief, een zakelijke e-mail en een artikel. Het gemiddelde is je SE 3 cijfer. 
  • Leer de briefconventies uit je hoofd + leer de spellingsregels!! 

Slide 44 - Slide