Les 11

1 / 18

Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Les 11

Slide 1 - Slide

Huiswerk

M opdracht 29

Lees de teksten blz. 83 t/m 87

Bekijk het filmpje hieronder over passieve zinnen met modale werkwoorden

Hoofdstuk 3 lees de tekst en maak

opdracht 2, 3 en 4

Beginnen met oefenen leesopdracht B2

https://nt2taalmenu.nl/wp-content/uploads/B2/NT2_teksten_lezen_B2.pdf

Beginnen met schrijfopdrachten

https://nt2taalmenu.nl/wp-content/uploads/B2/SchrijvenB2.pdf

Slide 2 - Slide

Link filmpje

https://www.youtube.com/results?search_query=modale+werkwoorden+passieve+zinnen

Slide 3 - Slide

Opdracht 29 blz. 81

Slide 4 - Slide

Sollicitatiebrief

Welke tips ken je al?

Welke tips zijn nieuw?

Welke tips ga je gebruiken, denk je?

Slide 5 - Slide

Opdracht 41

Werkwoorden samen vertalen/ Imperfectum of Participium?

weken af

ontslagen

gedroegen aa = oe

stonden toe

opgeborgen

onthouden

verkocht

vervangen

Slide 6 - Slide

Hoofdstuk 3

Opdracht 6 samen:

1 zodat we vanavond TV kunnen kijken.

2 hij echt klein is.

3 is dat ouderwets?

4 Zou je me kunnen bellen?

5 zijn ze door de politie gearresteerd.

6 de plek veilig is.

7 hij op tijd komt.

Slide 7 - Slide

Functies 'er'

Welke functies van 'er' ken je?

Link filmpje: ER 1

https://www.youtube.com/watch?v=HnWZ6A2fOzc

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

1 indefiniet subject

1 Wat is er?

2 Er loopt een kat op straat. (there's a cat in the street)

Er staat een paard in de gang. (there's a horse in the corridor)

1 Er vervangt niets.

2 Er kan niet alleen staan. Het is een extra woord dat je nodig hebt bij een indefiniet subject.

Staat meestal aan het begin van de zin.

Slide 10 - Slide

2 er vervangt een locatie

Je kunt er ook vervangen door daar of hier.

Hoelang woon je in Nederland?

Ik woon er/hier 3 jaar.

Ga je vaak naar dit restaurant?

Ja ik kom er vaak.

Ben je weleens in Frankrijk geweest?

Ja ik heb er/ daar 2 jaar gewoond.

Slide 11 - Slide

Link filmpje ER 2

https://www.youtube.com/results?search_query=er+2

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

3 er met een telwoord of prepositie

Ik ben benieuwd naar je vakantieverhalen. Ik ben er benieuwd naar.

= benieuwd zijn naar

Ik heb me aan dat geluid geërgerd. Ik heb me eraan geërgerd.

= ergeren aan

Ik heb met de talentenshow meegedaan. Ik heb eraan meegedaan.

= meedoen aan

Ik heb 3 kinderen. Ik heb er 3.

Slide 14 - Slide

Vaste combinaties met er

er + met = ermee

Ik ga volgende week stoppen met roken. Ik ga ermee stoppen.

er + naar (richting) = ernaartoe

Ik ga volgende week naar Londen. Ik ga ernaartoe.

er + uit (richting) = ervandaan

Ik kom uit Spanje. Ik kom ervandaan.

Slide 15 - Slide

B2 oefeningen

Lezen en schrijven op de site

Slide 16 - Slide

Huiswerk

Lees blz. 107 en 108

Maak opdracht 11/12

Luister naar het woordje er. Wanneer wordt dit gebruikt?

Slide 17 - Slide

Leestekst blz. 98

Opdracht 2, 3 en 4

Slide 18 - Slide