jeudi, le 16 mai

1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

dagopening
Er tegenin!

Slide 2 - Slide

Qu’est-ce qu’on va faire?

  • objectifs
  • exercice de vocabulaire
  • parler
  • grammaire
  • devoirs



Slide 3 - Slide

objectifs
  • Ik ken een aantal nieuwe woorden rondom het thema winkelen
  • Ik kan korte lees- en luisterteksten begrijpen als er veel  bekende woorden worden gebruikt.
  • Ik begrijp hoe je het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin gebruikt.

    



               

Slide 4 - Slide

exercice de vocabulaire

Slide 5 - Slide

couleurs

Slide 6 - Mind map

vêtements/accessoires

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

parler
Qui est-ce?

Slide 9 - Slide

vocabulaire A B E
prends ta liste de vocabulaire -> F

Slide 10 - Slide

grammaire
het bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Slide

het bijvoeglijk naamwoord
un grand garçon
une grande fille
deux grands garçons
deux grandes filles

Slide 12 - Slide

regel
mannelijk enkelvoud :     -
vrouwelijk enkelvoud :    +e
mannelijk meervoud :     +s
vrouwelijk meervoud :    +es

Slide 13 - Slide

let op:
eindigt een woord al op een -e, dan krijg je geen extra -e :
                       le pantalon rouge  -  la voiture rouge

eindigt en woord al op een -s, dan krijg je geen extra -s
                      un pantalon gris  -  deux pantalons gris 

Slide 14 - Slide

onregelmatige vormen
mooi     -   beau / belle / beaux / belles   
                     le garçon est beau   -   les garçons sont beaux
                     la fille est belle   -  les filles sont belles            
nieuw   -   nouveau / nouvelle / nouveaux / nouvelles
                     le vélo est nouveau  -  les vélos sont nouveaux
                     la voiture est nouvelle  -  les voitures sont nouvelles
oud       -    vieux / vieille / vieux / vieilles
                     le grand-père est vieux  -  les grands-pères sont vieux
                     la grand-mère est vieille  -  les grands-mères sont vieilles

Slide 15 - Slide

  • Beantwoord de volgende vragen in twee- of drietallen.
  • Gebruik hiervoor samen 1 iPad.
  • Ieder groepslid moet het antwoord uit kunnen leggen.

Slide 16 - Slide

La voiture est ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 17 - Quiz

Mes grands-parents sont...
A
vieux
B
vieille
C
nouveaux
D
vieilles

Slide 18 - Quiz

Les vélos sont ... (vert)

Slide 19 - Open question

Zoek de valse.

Welke zin klopt niet?
A
J'ai un grand frère et une petite soeur.
B
Mon père porte un pantalon bleu.
C
Mes grands-parents habitent dans une grande ville.
D
Tu as un nouvelle sac grise?

Slide 20 - Quiz

Verbeter de zin:
Mon frère a un nouvelle T-shirt bleus.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

devoirs
leren woordjes/zinnen F (Chapitre 5)
maken opdracht 27+28+29
klaar? -> www.maxitaal.net/hv1a

Slide 23 - Slide

objectifs
  • Ik ken een aantal nieuwe woorden rondom het thema winkelen
  • Ik kan korte lees- en luisterteksten begrijpen als er veel  bekende woorden worden gebruikt.
  • Ik begrijp hoe je het bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin gebruikt.

    



               

Slide 24 - Slide

maak een zin met:
een kledingstuk + een bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Open question