Le pronom possessif (bz vnw) g1a

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bonjour tout le monde

Na deze les: weet je wat de pronom possessif (bezittelijk voornaamwoord) is en hoe en waarom je het kunt gebruiken.

Dit hoort bij bron H chapitre 3 !

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...

1. ...werkwoord
2. ...een lidwoord
3. ...zelfstandig naamwoord
4. ...een voorzetsel

Noem een aantal bezittelijk voornaamwoorden in het Nederlands

                             R = uit je hoofd leren

        De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

R = regel uit je hoofd leren

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.

La chambre          Voilà ma chambre.

Les parents          J'adore mes parents.

T 1 = toepassen (oefeningen maken)

voorbeelden

1. Marc est mon frère.

2. Ils sont tes parents.

3. C'est sa maison. 

4. C'est notre voiture.

5. Ce sont vos livres.

6. Ils font leurs devoirs.

voorbeelden

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 

onze ouders

1. vos parents
2. ses parents
3. leurs parents
4. nos parents

Vul het juiste bez. vnw. in:
Ik ben in mijn kamer.
chambre = (v)

1. Je suis dans mon chambre.
2. Je suis dans ma chambre.
3. Je suis dans ta chambre.
4. Je suis dans sa chambre.

Vul het juiste bez. vnw. in:
Het is jouw boek (m).

1. C' est ton livre
2. C'est mon livre.
3. C' est ta livre
4. C' est tes livre.

Hun katten zijn erg schattig.

1. Vos chats sont très mignons
2. Mes chats sont très mignons.
3. Leur chats sont très mignons.
4. Leurs chats sont très mignons.

LET OP! 1.0

son père
kan dus zowel haar vader als mijn vader betekenen...

1. goed denk ik...
2. geen enkel idee
3. fout denk ik...
4. jazeker en ik weet ook precies waarom

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin (m).

1. son
2. sa
3. ta
4. ton

Let op 2.0 !

Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!

Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.

C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.

Vul het juiste bez. vnw. in:
De Stationsstraat 7 is zijn adres (v).

1. 7, Rue de Gare est sa adresse.
2. 7, Rue de Gare est ton adresse.
3. 7, Rue de Gare est ses adresse.
4. 7, Rue de Gare est son adresse.

Vul het juiste bez. vnw. in:
Marie is mijn vriendin (v).

1. Marie est mes amie.
2. Marie est ma amie.
3. Marie est mon amie.
4. Marie est m'amie.

Encore des questions? 
Nog vragen? Stel ze (in Teams)!

Maak nu de oefeningen bij bron  C online

nufransleren.nl

Et maintenant:

*  fais online ex 30de, 31ac, 32ab, 33ab

* lever ex 33b in via de opdracht in  Itslearning