V3 - Woche 20 nur - K6: Paragraf E- Grammatik

V3 - Woche 20 - Stunde 1
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V3 - Woche 20 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Planung
Weißt du es noch? Grammatik: 
  • voorzetsels met de 3e en 4e naamval
  • zinsontleding 
  • persoonlijk voornaamwoorden 
  • der-groep & ein-groep
 
Naamvallen: alles zusammen
  •  Keuzevoorzetsels 3e /4e naamval
       
Benodigde voorkennis
  • Je kent de vaste voorzetsels met de 3e en 4e naamval.
  • Je kunt een zin ontleden. 
  • Je kent de persoonlijk voornaamwoorden en de der-groep & ein-groep in de 1e, 3e, 4e naamval.

Nieuw leerdoel
  • Ik ken de keuzevoorzetsels en kan ze gebruiken

Slide 2 - Slide

Hoe belangrijk de naamvallen zijn voor de communicatie blijkt wel uit onderstaande afbeeldingen.

Slide 3 - Slide

voorzetsels 3e naamval
voorzetsels 4e naamval
mit
entlang
durch
bei
seit
um
gegenüber
bis
von
nach
zu
aus
für
ohne
gegen

Slide 4 - Drag question

1e naamval

4e naamval
3e naamval
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
Vraag: 
wie / wat + gezegde?
Vraag: 
wie / wat + gezegde + onderwerp?
Vraag: aan/voor
wie / wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 5 - Drag question

1e naamval (Nominativ)
Persoonlijk
voornaamwoord
Der-groep: de lidwoorden (de/het)
Ein-groep: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser, ihr-, Ihr-
wie/wat + gezegde ?

Slide 6 - Slide

4e naamval (Akkusativ)
Persoonlijk
voornaamwoord
Der- groep: de lidwoorden (de/het)
Ein - groep: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser, ihr-, Ihr-
wie/wat + gezegde + onderwerp? =lv

Slide 7 - Slide

3e naamval (Dativ)
Persoonlijk
voornaamwoord
Der- groep: de lidwoorden (de/het)
Ein - groep: ein-, kein-, mein-, dein-, sein-, ihr-, unser, ihr-, Ihr-
aan wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdendvoorw?=mwv

Slide 8 - Slide

Ich fahre mit .... Zug (m) nach München.
A
der
B
den
C
dem
D
die

Slide 9 - Quiz

Ohne .... (mijn) Lieblingsmusik ( v) kann ich nicht lernen.
A
meinen
B
meiner
C
mein
D
meine

Slide 10 - Quiz

Bei (onze)...... Lehrerin dürfen wir nicht miteinander sprechen.
A
unserer
B
unserem
C
unsere
D
unseren

Slide 11 - Quiz

Keuzevoorzetsels 
(Wechselpräpositionen)
  • in: in, over
  • an: aan, op
  • auf: op
  • hinter: achter
  • vor: voor
  • neben: naast
  • zwischen:tussen
  • über: boven
  • unter: onder

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

* vaak kan je aan het werkwoord zien of er sprake is van ergens zijn (3e) of beweging (4e).

Slide 15 - Slide

3e of 4e naamval:

Unsere Schule liegt in einer Stadt.
A
3e
B
4e

Slide 16 - Quiz

3e of 4e naamval:

Sabine stellt die Schuhe in den Schrank.
A
3e
B
4e

Slide 17 - Quiz

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 18 - Quiz

Antwoord + uitleg:
Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
op = keuzevoorzetsel
Je kunt vragen 'waar'? 
Antwoord: ligt op de tafel. Dus 3e naamval.

Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).
3de naamval -> der (1)                 dem (3).

Slide 19 - Slide

Grammatik: Keuzevoorzetsels
Machen: K6 E Grammatik Aufgabe 18, 19, dann 4, 5 + 6
Zeit: diese Stunde und Zuhause
Hausaufgaben: Aufgaben fertigmachen



Slide 20 - Slide