KAP. 1 = Pers vnw + sein

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Leerdoelen:

• Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
• Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
• Ik kan de werkwoorden sein vervoegen.

op de volgende dia mag je oefenen met het persoonlijk voornaamwoord.

Sleep het Duitse woord (blauwe hokje) naar de juiste Nederlandse vertaling (rode hokje)

Ik

jij 

hij

zij

het

wij

jullie

zij 

U

ihr 

er

Sie 

wir 

sie (enkelvoud)

du

sie (meervoud)

es

ich 

het persoonlijk voornaamwoord

ik  = ich

jij = du

hij/zij/het = er/es/sie

wij = wir

jullie = ihr

zij (mv) = sie

U = Sie

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'het' in het Duits.

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'jij' in het Duits.

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'wij' in het Duits.

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'zij' (meervoud) in het Duits.

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'u' (enkelvoud) in het Duits.

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'ik' in het Duits.

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'jullie' in het Duits.

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "Paul" vervangen?

1. er
2. sie
3. es
4. Sie

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "die Kinder" (de kinderen) vervangen?

1. er
2. sie
3. es
4. Sie

Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord sein. 

Sleep de vormen van het werkwoord SEIN (blauwe hokjes) naar het juiste persoonlijke voornaamwoord (rode hokje).

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

... ihr die Eltern von Carola?

1. Bin
2. Bist
3. Sind
4. Seid

Paul ..... krank (ziek).

1. bin
2. ist
3. sind
4. bist

...... du um 5 Uhr zu Hause?

1. bin
2. ist
3. bist
4. sein

Die Stiefmutter von Steffi ... sehr nett.

1. bin
2. bist
3. sind
4. ist

Ich ... die Mutter von Barbara.

1. bin
2. bist
3. seid
4. sind

........ Sie die Oma von Karin, Frau Müller?

1. sind
2. sein
3. seid
4. bist

(zijn)
Ich ____ eine gute Schülerin.

(zijn)
Ihr____ gute Schüler.

(zijn)
Mein Bruder ____ ein guter Schüler.

(zijn)
Du ____ ein guter Schüler.

(zijn)
sie (mv) ____ gute Freunde.

sein - wir ______

sein- Sie (u) ______

Gibt es noch Fragen?

• Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
• Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
• Ik kan het werkwoorden sein vervoegen.